Verleden jaar vond ik in een enorme stapel afgeschreven boeken van een antiquariaat een in brique linnen gebonden uitgave dat aan de rug enige beschadigingen en een watervlek vertoonde, doch van binnen geheel gaf was gebleven. Vier jaar lang had het in de winkel gestaan voor de somma van twaalf-en-een-halve euro, maar nu mocht het weg voor 50 cent. Het betreft het in 1944 te Genève verschenen boek Henri Rousseau — le douanier, geschreven door Pierre Courthion en uitgegeven op een klein atlasformaat met 50 afbeeldingen in zwart/wit op kunstdrukpapier, ter grootte van een hele pagina. Tegenover de titelpagina en eveneens aan de achterzijde van datzelfde blad bevindt zich een ingeplakte plaat — zie direct rechts, respectievelijk iets verder beneden — waarvan het meest opvallende is dat de tweede niet voorkomt in de lijst van voorkomende illustraties achterin het boek.
Armelijk bestaan
Neerbuigend werd hij nog lange tijd "de douanier" genoemd, ook nadat hij op zijn éénenveertigste die functie bij de Parijse stadsdouane had neergelegd, en hij zich vervolgens uitsluitend aan de schilderkunst was gaan wijden. De meeste collega's zagen hem evenmin voor vol aan en beschouwden hem als een uilskuiken, omdat hij volgens de normen van de doorsnee-burger ietwat zonderling was. Hij woonde in een armenwijk van Parijs, in een miniem straatje in de omgeving van de vestingwerken. Rousseau leefde aan de onderste rand van het bestaansminimum, ondanks het feit dat hij, als voormalig ambtenaar, een pensioen keeg. De opbengsten van de portretten die hij in opdracht schilderde, zorgden al evenmin voor een wezenlijke verbetering van zijn financiële situatie, en daarom gaf hij ook nog lessen, allereerst in schilderen, en daarnaast in muziek en in de voordrachtskunst. Zelfs in de literatuur heet hij een poging ondernomen om zijn bestaan te verbeteren met een drama in vijf bedrijven De wraak van een Russische wees. Het stuk is echter nimmer opgevoerd.
Palet, penseel, viool en fluit
We hebben het hier over de schilder Henri Julien Félix Rousseau op 21 mei 1844 in het Noord-Franse Laval geboren, die in zijn werkzame leven als schilder compensatie vond in zijn viool en in de fluit. Er wordt nog altijd verteld dat hij af en toe de straat op ging en op binnenplaatsen viool speelde om weer wat stuivers bijeen te kunnen rapen. Maar over Rousseau gaan zoveel verhalen, maar diverse daarvan bleken niet anders te zijn dan verzinsels. Zo worden getrouwe details in tal van zijn oerwoudschilderijen [1] dikwijls gerelateerd aan het Mexicaanse Avontuur, dat hij, volgens eigen zeggen, tijdens zijn militaire diensttijd zou hebben beleefd en dat hem eveneens tot die voorstellingen zou hebben geïnspireerd. Maar zelfs zijn biograaf Wilhelm Uhde (1874-1947) — die een sterk voorvechter van Rousseau's kunst is geweest — heeft in zijn laatste geschiften over deze schilder daaromtrent twijfels geuit. En thans wordt dan ook algemeen aangenomen dat Rousseau nooit buiten Frankrijk is geweest.
Dat met het oprapen van geld wordt echter aannemelijk als men bedenkt dat hij in een brief van 1 juli 1909 aan zijn vriend de dichter kunstscribent Guillaume Apollinaire (1880-1918) zijn beklag heeft gedaan over zijn onmogelijke financiële situatie en hem daarom een klein bedrag te leen heeft gevraagd. Apollinaire heeft zich echter steeds met een zweem van hooghartigheid jegens Rousseau opgesteld.
Zelfportret
Alom bekend is Rousseau's Zelfportret uit 1890, [2] dat vrijwel alle versies van de Vrije Encyclopedie Wikipedia als eerste, en soms tevens als enige, siert. Helaas vermeldden de meeste daarvan het jaartal 1908. (Het mag in de lijn der verwachting liggen dat ik die inmiddels alle heb verbeterd.) Rousseau staat daar schijnbaar net iets boven de grond en hij is, geheel in het zwart — met uitzondering van zijn overhemd: pak, stropdas, baret, schoenen en baard — relatief groot op de voorgrond met palet en penseel. Op de achtergrond eerst een boot versierd met tal van vlaggen, een ijzeren brug en geheel achteraan gebouwen, die een wat grotere stad (Parijs, ligt nogal voor de hand) suggereren. Hoewel we het niet kunnen zien, moet er nog 'iemand' achter de kunstenaar hebben gestaan, en die gedachte spruit voort uit een opmerking, die Henri Rousseau zelf eens over zijn werk heeft gemaakt: "Niet ik heb die geschilderd, er stond iemand achter mij, die mijn hand heeft geleid."
'Zondagsschilder' en leek'
Veelal is Rousseau afgeschilderd als leek, naïeveling en zondagsschilder, maar de gegevens die biograaf Uhde boven tafel heeft gehaald, maken het aannemelijk dat hij ook tekenleraar is geweest. Verder stond hij niet zo ver buiten de werkelijkheid als zo dikwijls van de naïeven wordt aangenomen. Een brief van 1 april 1910 verheldert één en ander. Daarin schrijft hij aan André Dupont dat hij die 'bewaarde naïviteit' te danken heeft aan dat professor Gérome van de Ecole des Beaux Arts en meneer Clément, directeur van de school voor de kunsten te Lyon hem steeds op het hart hadden gedrukt zo te blijven als hij toen was: met de natuur als leermeester. Rousseau voegt daar nog aan toe dat men zoiets in de toekomst helemaal niet meer dwaas zal vinden. "Men heeft mij ook gezegd dat ik niet meer bij deze eeuw hoor. Ik kan mijn kunst, die ik door intensieve arbeid heb verworven, nu niet zomaar veranderen, dat zult u kunnen begrijpen."
Dat 'gebruik' van de natuur in zijn werken door er steeds maar weer een figuur in te plaatsen kan enerzijds ertoe hebben bijgedragen dat men zijn werk als die 'met een naïeve sfeer' ondergaat, maar naast dat Italiaanse, primitieve element, is de sfeer van de vroege Vlaamse meester Pieter Brueghel aanwijsbaar.
Opzienbarend
Nadat Rousseau enige tijd onderwijs had gegeven, werd hij met de Palmes Académiques gedecoreerd. Werkelijk opzien hebben zijn schilderijen voor het eerst gebaard in 1886 — in wezen dus een jaar nadat hij pas echt was gaan schilderen — in de Salon des Indépendants — waarvoor hij zijn eerste werken heeft ingezonden. Thuis gaf hij 's avonds ontvangsten, aanvankelijk voornamelijk voor zijn leerlingen, die veelal uit de omgeving afkomstig waren, enige tijd later aangevuld met wat progressieve figuren uit de wereld van de kunsten. Later kwamen daar de grotere bekendheden nog weer bij: Guillaume Apollinaire, Maurice Raynal (gest. 1954), zijn latere biograaf Wilhelm Uhde, Pablo Picasso (1881-1973) en de jonge Amerikaanse schilder Max Weber (1881-1961), die naar Amerika terugging met een aantal tekeningen en schilderijen van Rousseau. Die werden alle voor het eerst in de expositie met alleen werken van Rousseau getoond in de New Yorkse Galerie 291 in 1910, het jaar waarin de schilder op 2 september is overleden.
Schril contrast
Gewoonlijk overheerst het statische element in Rousseau's werk, maar een nadrukkelijke uitzondering daarop vormt het doek La Guerre uit 1894: een allegorische voorstelling van de Oorlog te paard over een slagveld galopperend tussen de massa's lijken en de daarop afkomende roofvogels. Ruïnes, tranen en vertwijfeling is het resultaat als de Oorlog heeft toegeslagen en in een mum van tijd zijn tol heeft geëist. Lijnrecht contrastrend daarmede is het lyrische moment in De Slapende Zigeunerin uit 1897: een slapende vrouw ligt onder de blote hemel, een leeuw, die met de staart stijf gestrekt is genaderd, snuffelt heel voorzichtig aan haar schouder. Er is wel gesuggereerd dat de aanwezigheid van de leeuw niet als echt moet worden beschouwd, maar een beeld moet symboliseren van de droom van de vrouw, waarmee tevens alle eventuele dreiging van gevaar — met dood en en verderf als mogelijk gevolg — wordt afgewend.
Ook leeft de schilder Rousseau in geestelijk opzicht in paradijselijke sferen, die hij als menselijk wezen nimmer heeft gekend. Met zijn werk dat de tand des tijds met het gemak heeft kunnen weerstaan en ons in de huidige tijd laat zien hoezeer hij werkte op het breukvlak van twee fasen in de kunstgeschiedenis, die met de eeuwwisseling samenvielen. Het noodlot dat Henri Rousseau met zoveel kunstenaars in tal van disciplines deelt, is het beleven van bittere armoe tijdens zijn leven, alsook afkeuring en desinteresse in die periode en daarmee in schril contrast de grote waardering van dat werk zowel in artistiek, in geestelijk en economisch opzicht. Tijdens zijn leven heeft Henri Rousseau veel van zijn doeken cadeau gegeven, en toen hij eenmaal was gestorven kon men in de direct daarop volgende periode tal van zijn schilderijen voor een habbekrats verwerven. Nu wil eigenlijk ieder museum wel een leuk bedrag voor een werk van Henri Rousseau neertellen.
[1] Een van de bekendste schilderijen in de categorie oerwoudstukken is Surpris! uit 1891, het hangt in de National Gallery te Londen.
[2] Het Zelfportret meet 146 x 114 cm, en bevindt zich in de Národni Galerie te Praag.
Afbeeldingen
1. Paysage, omstreeks 1885. Het doek heeft de afmetingen 35 x 22 cm.
2. Straat met koetsen.
3. Henri Rousseau, de schilder met de vele ambachten. Zelfportret uit 1890.
4. Surpris! uit 1891. Het doek meet 130 x 162 cm, en het bevindt zich in de Londense National Gallery.
5. De slangenbezweerster uit 1907. Het doek meet 169 x 189,5 cm, en het bevindt zich in het Musée National du Louvre te Parijs.
6. Telegraafpalen in Malakoff uit 1908. Het doek bevindt zich in particulier bezit, en de mededelingen over de afmetingen varëren nogal: van 46 x 55 cm tot en met 194 x 255 cm.
7. Foto in blauw van de schilder Henri Rousseau.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten