vrijdag 5 december 2008

Margarete Steiff en haar roemruchte teddyberen

Teddybeer
Welk redelijk verwend kind in de relatief welvarende westerse wereld kent ze niet, de beroemde Teddyberen met het metalen oormerk Steiff? Inmiddels zijn bijzondere exemplaren daarvan soms tot wel tienduizend pond sterling waard, en je ziet ze vooral weer opduiken in Engelse televisieprograma's over antiek en curiosa, zoals de voortreffelijke Antiques Road Show, bij de veelal irritante aflveringen van BBC One's Cash in the attic, een programma waarin de meest onverwachte voorwerpen opduiken, maar dat positieve element wordt doorgaans teniet gedaan door de bijna zonder uitzondering onmogelijke presentatrices en de weerzinwekkende geluiden op de achtergrond die de kwalificatie muziek zeker niet verdienen. En in het BBC Two-programma Flog it gaat het — afgezien van de taxateurs, die voortreffelijk werk verrichten en bijna altijd wel iets wetenswaardigs over Magarete Steiff weten te melden — worden de positieve elementen ook vooral overvleugeld door een hysterische presentator, die fysiek al te opdringerig met de mensen omgaat die voorwerpen inbrengen. Ook hij kan de meeste Steiff-speelgoeddieren inbrengende cliëntèle dikwijls iets over hun geliefde speelgoedbeest vertellen.

Biografische film
Die Margarete Steiff (1847-1909) was een voortvarende vrouw die erin slaagde een blijvend product van het fin de siècle te creëren, een vrouw die wist wat ze wilde en de hard heeft gevochten om haar doel te bereiken.
Het eerste Duitse publieke televisienet ARD/Das Erste zendt op vrijdag 5 december — tussen 23:30 uur en de nacht op zaterdag 6 december 01:00 uur — de zogeheten biopic met de naam van de protagoniste uit: Margarete Steiff. Het is Duitse film uit 2005, geregisseerd door Xaver Schwarzenberger, met Heike Makatsch als de gehandcapte Margarete Steiff. Andere hoofdrollen in deze rolprentzijn weggelegd voor Annika Luksch en Felix Eitner.
____________
Afbeeldingen
1. Teddybeer.
2. Margarete Steiff.
3. Heike Makatsch tijdens de Frankfurter Buchmesse 2005.
Zij speelt de rol van Margarete Steiff in de biopic over deze historische figuur.

maandag 20 oktober 2008

Een opvallend Nederlands sprookjesboekje van rond 1900

Kleurrijk
Een jaar of tien geleden vond ik tussen enig door een winkelier als oud papier bestempelde stapels boeken een Nederlands sprookjesboek in een relatief slechte staat, maar voor — mij duidelijk — van rond 1900, al wordt dat vermoeden, op basis van de illustraties, de druk en het gehele verdere voorkomen, echter op geen enkele wijze ondersteund door in de uitgave opgenomen gegevens. Zelfs een uitgeversnaam ontbreekt en vermoedens dienaangaande heb ik ook in het geheel niet, al lijkt het er veel op dat het om een niet-erkend bedrijf gaat.
Dat op zich hoeft geen negatieve betekentis te hebben, en die stelling houd ik overeind omdat ik zoveel fraai uitgegeven boeken ik in handen heb gehad die waren gerealiseerd door niet-erkende bedrijven.
Het zal dan ook niet eenvoudig zijn de oorspronkelijke uitgever te achterhalen. Mij lijkt het ook mogelijk dat een warenhuis — zoals de Hema kort na de tweede wereld oorlog ook heeft gedaan — een grote partij heeft laten drukken om deze voor een prikje in de filialen als aanbieding in te zetten. Anderzijds was deze firma ook toen al slim genoeg om er dan de eigen naam in te laten drukken, hetgeen ook toen al gebruikelijk was. Een andere mogelijkheid, onder nog zoveel meer, is dat boekje als premie bij een abonnement op dag- of weekblad werd verstrekt, maar ook dan verwacht je dat zulks ergens in het boek wordt vermeld, al is het ook wel gebeurd — en dat heb ik in mijn eigen boekhandels- en uitgeversperiode meer dan eens meegemaakt — dat men restpartijen opkocht om de te winnen cliënt voor weinig kosten toch iets aantrekkelijks te bieden.
En ook al vinden we nu wellicht dat de keuze van papier en de redactionele afwerking niet tot in details op de juiste wijze zijn afgewerkt, we mogen niet vergeten dat een eeuw geleden — dus in een tijd dat zoiets niet aan de orde van de dag was en er veel minder mensen waren die zich boeken als product konden veroorloeven — zo'n boek als een apart geschenk werd beschouwd. Gebonden noemt men dikwijls de versie waarin het boekje zich aandient, doch nadere beschouwing leert dat de katerns zijn geniet in plaats van gebonden.
Hoewel er op de titelpagina wordt gerept van Allerlei sprookjes en vertellingen, bedraagt het totale aantal opgenomen verhalen zes en is de omvang van het boekje beperkt tot tachtig pagina's. Misschien zijn er zelfs wel meer deeltjes gevolgd. Wie zal het zeggen?

woensdag 15 oktober 2008

De bijzondere tekeningen van de Londense fin de siècle artiest Fred Pegram


Voor twee andere cartoons van dezelfde tekenaar uit het 13 breedte-afbeeldingen tellende boek The Man Who wishes He had not Married, kunt u, met enkele nadere gegevens, vinden in onze bijdrage van gisteren op de zustersite Bijzondere Boeken.

zondag 21 september 2008

Drie voorbeelden van dameskleding in de laatste decennia van de negentiende eeuw (3)

En hier ziet u dan het derde drietal dameskostuums uit de tijd die we als fin de siècle kwalificeren.
Dit derde trio jongedames wordt, evenals de beide drietallen in de voorafgaande artikelen, voornamelijk gekenschetst door de verschillen in kleuren. Alleen zal men in die tijd de dames op zo'n ideale wijze bijeen hebben gezien op een georganiseerde bijeenkomst, en anders verspreid in het mêlee van de daartoe passende straattaferelen.

Het linkse ensemble omgeeft een wel heel lange, slanke jongedame. Die indruk wordt gesuggereerd door het geheel en evenzeer door het zogeheten corset sans ventre. De blouse is voorzien van een opbollend borstgedeelte, daar overheen draagt de dame een zogeheten Figarojakje. De staande boord daarvan wordt in model gehouden door baleinen. De hoed werd geassocieerd met een wagenwiel en trok zeker de aandacht als een soort kleine daktuin.

De hoed van de middelste dame was al even gezocht als de bloementuin van mevrouw 1. Haar kleed is voorzien van een guipure; een pelsje in stolavorm completeert het geheel. Dat pelsje is aan haar linkerarm over de pols gedrapeerd en wordt rechts in d ehand gehouden.

De sportief geklede vrouwe geheel rechts draagt een kostuum in de zogenoemde Gibson-stijl. Aangezien ze een tennisracket vasthoudt, mag het geen verbazing wekken dat de rok vrij wijd is. Een simpel gehouden blouse en dito hoedje — een canotier — completeren het geheel.

vrijdag 19 september 2008

De boekjesreeks Zilveren Verpoozingen

Kleurrijke reeks
De reeks kleine, gebonden boekjes Zilveren Verpoozingen, die we in onze vorige
bijdrage — over een bundeltje met verhaaltjes van het schrijverspaar Scharten-Antink — al even noemden, blijkt nu bijna een eeuw geleden al aardig te zijn ingekleurd qua thematiek.
Op de laatste bedrukte bladzijde van het opgemelde boekje met zes vertellingen staat een lijst met twintig andere titels, die in dezelfde reeks zijn verschenen. De daarin voorkomende auteurs beperken zich niet tot ons eigen taalgebied: onder de internationaal befaamde namen treffen we die van Hans Holbein aan, die met zijn Doodendans — met bijschriften van Theun de Vries — is vertegenwoordigd, en de Noorse dramaschrijver Henrik Ibsen, wiens Peer Gynt in de serie is opgenomen. Romancière Ina Boudier Bakker (1875-1966) en de ijveraar voor een zuiver taalgebruik Charivarius (1870-1946) [1] zijn Nederlandse schrijvers, die toen volop in de belangstelling stonden, maar nu onder de jeugd niet bepaald grote faam genieten, zijn in die lijst beiden eveneens met elk één titel vertegenwoordigd. De Vlaamse auteur Felix Timmermans (1886-1947) nam in die eerste reeks een vooraanstaande plaats in met maar liefst vijf titels, althans op dat moment; het kunnen er later nog meer geworden zijn.
Overigens kwamen daarin ook enkele, in ieder geval voor ons, onbekende namen voor, maar dat komt wellicht doordat ze buiten het ruime gebied van de schone letteren vallen, hetgeen sommige van de bij die mensen behorende titels zouden doen vermoeden. Ene C.A. van der Gen is met twee uitgaafjes aanwezig: Zomerbloemen, en ook dat kan nog van alles zijn: roman, verhalen, gedichten, maar, veel waarschijnlijker, een bundel over de natuur; en die gedachte wordt kracht bijgezet door de tweede titel van deze auteur: Langs wegen en dijken. Eveneens met twee titels komt mevrouw J.M. IJssel de Schepper-Bekker voor; titels, die weliswaar beide tot de verbeelding spreken, maar ook al in meer dan één rubriek zouden kunnen vallen: Het laatste stadium — gezien de tijd waarin dat boekje in de reeks is verschenen, is het niet realistisch te denken aan eventuele voorbereidingen voor stervenshulp — en Wat niet mag.
Wat zeker niet mag, is zonder nadere kennis, en eventueel in te winnen informatie, denigrerend te doen over sommige titels, die wellicht enige prikkelingen in de lachspieren zouden kunnen veroorzaken.



Serendipiteit (8) — Verhalen van C. en M. Scharten-Antink


Vertellingen van toen
Tussen de inmiddels opnieuw ruim aangevulde stapels opruimingsboeken in Antiquariaat Isis in de enige stad van ons hele land die je als Stad mag schrijven, vond ik gisteren een boekje waarvan het bestaan wel kende, maar de uitvoering niet, doch wel de reeks [1] waarin het in 1918 voor het eerst, en relatief kort daarna voor de tweede keer is verschenen: Het bekertje van Valentijn en andere vertellingen. Die vertellingen zijn coproducties van het echtpaar Carel Scharten (1878-1950) en Margo Antink (1869-1957).
Het betreft hier de serie kleine gebonden boekjes — op het formaat 10,4 cm breed en 15,1 cm hoog — met de titel Zilveren Verpoozingen en de toevoeging Een Keur van Kunst en Letteren. De uitgever was P.N. van Kampen en Zoon te Amsterdam.
In mijn jeugd heb ik tal van boeken van deze auteurs afzonderlijk en als echtpaar samen, gelezen, die echter vanaf de jaren zestig steeds moeilijker aan de man te brengen waren. Ik had dit boekje dat een beschadigde rug had — inderdaad had; die heb ik snel kunnen repareren — een dag eerder laten liggen, maar de ornamentiek, met Jugendstil-elementen op het voorplat, won het gisteren van mijn idee dat ik reeds voldoende literatuur van die beiden in mijn privé-bibliotheek heb.
Via het internet wordt dit boekje vrij veel aangeboden, voor prijzen die variëren van drie tot tien euro, en ik zag zelfs een exemplaar waarop kan worden geboden. En dat is dan een aardige bijkomstigheid voor eventueel geïnteresseerden.
__________

[1] Daarover meer in een separate bijdrage op dit net, één dezer dagen.
____________
Afbeeldingen
1. Titel en ornament op de voorzijde van het boekje met Verhaaltjes van het echtpaar Carel en Margo Scharten-Antink, voor het eerst verschenen in 1918. De tweede druk volgde binnen enkele jaren.
2. De Schartens bespreken een bijzonderheid bij het corrigeren van Littoria (1935), een boek van Margo Scharten-Antink. Foto genomen te Florence, door Barsotti. (DBNL — Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren.)

woensdag 17 september 2008

Drie voorbeelden van dameskleding in de laatste decennia van de negentiende eeuw (2)

Aan het einde van de jaren tachtig van de negentiende eeuw heeft de tournure opnieuw haar intreden gedaan, al is deze nu wat minder uitbundig. Het kleed is nu zoveel minder lang dat de voeten daaronder zichtbaar zijn. Handschoenen en hoed zijn toen een noodzakelijke aanvulling geworden.
Dit is te zien op de meest linkse van de drie afbeeldingen. De middelste uitmonstering, iets op de achtergrond binnen dit trio, stamt uit de eerste jaren van het laatste decennium van die eeuw. Dan is er geen tournure meer te bekennen en is het kleed ook weer langer en wijder, aangevuld met bredere schouders dan voorheen. Daar staat tegenover dat de hoeden niet meer zo omvangrijk zijn, maar wel voorzien van een sluier.
Omstreeks 1896 komt het ensemble met een rok in klokvorm, en een blouse met enorme mouwen, evenals het jak. Die beide elementen zijn voorzien van kantwerk. Jabot en manchetten raken opnieuw in de mode. Het kapsel van de dames wordt eveneens geacht voller te worden gedragen, hetgeen van lieverlee een groter type hoed als gevolg heeft.

vrijdag 12 september 2008

De Petit Larousse Illustré uit 1924 met een Jugendstil-band

Prikkelende boekenvondsten
Heden vond ik in het kleine gebied met de afgeschreven boeken — die dan voor de somma van een halve euro door de medewerkers van Antiquariaat Isis te Groningen vóór in de winkel, bij de deur worden opgestapel en in kratten buiten worden geplaatst, vooropgesteld dat de weersomstandigheden het toelaten — twee voor mij interessante drukwerken. Veel was er sedert mijn laatste bezoek aan die winkel weliswaar niet veranderd, maar er lagen twee boeken bovenop een van de stapels, die mijn aandacht trokken. Over één daarvan vindt u meer op onze zustersite Tempel der Letteren, met nog verdere verwijzingen aldaar.
Het tweede betrof een gloednieuw lijkend exemplaar van de Petit Larousse Illustré, doch stammend uit 1920. Het boek is voorzien van een degelijke, uiterst professioneel vervaardigde band met keurige rugopdruk. Doch het lijkt eerder een voor de boekenkast bedoeld aangepaste editie dan voor gebruik.
Het bekijken van de titelpagina en het vaststellen van het jaar van verschijnen plaatste mij terug in de tijd. Ik ging nog naar het gymnasium, maar hielp een bevriend echtpaar met twee boekwinkels in Groningen regelmatig — zaterdagmiddagen en in vakantietijd — op drukke dagen ter ondersteuning, en als vervanger op dagen dat één van de twee op reis moest of de ander in huis het nodige moest ondernemen. In de zomer van 1962 heb ik ruim twee weken de filiaalhoudster in Leeuwarden tijdens haar vakantie vervangen in de weer heel anders opgezette en ingerichte winkel. Eén van de eerste boeken, die me daar in de extra voorraden buiten de winkelruimte opviel, was de Petit Larousse Illustré uit 1924, welke uitblonk door de meer dan 1.500 pagina's tekst en de in totaal ruim zesduizend afbeeldingen. Maar het meest opvallende was toch de Jugendstil-band met niet alleen een rijk geornamenteerd voorplat.
Meer over deze twee edities op de zustersite Tempel der Lexica.

zondag 7 september 2008

Drie voorbeelden van dameskleding in de laatste decennia van de negentiende eeuw (1)


Kleurrijke kostuums rond 1900
Tijdens het rondsnuffelen tussen de opruimingsboeken in het in de vorige bijdrage genoemde en in een ander artikel op onze zustersite Tempel van de Humor tevens deels afgebeelde antiquariaat in de enige Stad van ons land, vond ik ook het in de vorige bijdrage over Waaiers reeds genoemde boekje Geschiedenis van het KostuumDe mode door de eeuwen heen, geschreven door Rosanne Leclère. Daarin zijn, na een korte inleidende tekst, in totaal 22 kostuums relatief groot, en zonder iets anders, afgebeeld op de even pagina, met daarbij op de oneven bladzijde een korte, zinvolle toelichting. Die afbeeldingen beslaan het tijdperk van het oude Egypte tot en met het demi-siècle van de aan de onze voorafgaande eeuw — de periode van ongeveer 1930-1955. Voor deze site met diverse cultuur rond 1900 zijn drie van die afbeeldingen interessant: allereerst de zeventiende, die ons drie dameskostuums toont uit de periode 1870-1880. De beide andere komen in een vervolg-aflevering aan de orde.

De tijdelijke terugkeer van de tournure
Zowel het linkse als het rechtse kostuum zijn bedoeld als wandelkleding, beide voorzien van een tournure, die veelal werd omschreven als Cul de Paris — Parijse kont, zoals wij die in het huidige spraakgebruik zouden noemen. Deze was echter tijdelijk uit het modebeeld verdwenen en had plaatsgemaakt voor de crinoline. De truc bestond uit het plaatsen van een verdikking onder de rok, direct onder de taille, waardoor het kleed hoog werd opgebold. Het liep uit op en sleep. Zoals hier eveneens duidelijk te zien is, werden daarbij veelvuldig ruim geornamenteerde vedermutsen gedragen. De terugkeer van de cul de Paris zou echter van zeer tijdelijke aard zijn, hetgeen de middelste slanke den tussen de beide andere omvangrijker lijkende andere dames ons laat zien.
Het middelste kostuum vormt in bijna alle opzichten een opvallend contrast met de beide andere, behalve dat het als dameskleding direct herkenbaar is. Het stamt uit dezelfde periode, echter nadat de tournure weer had afgedaan, en de kleding zeer nauw en iets minder lang werd, waardoor het schoeisel er onder uitstak. De ornamentiek werd daarbij voornamelijk bepaald door koorden en andersoortige franjes.


Afbeeldingen

1. Afbeelding op het voorplat van het boekje in kwestie, dat werd uitgegeven door Daphne te Gent, in de reeks Orbis Pictus. Weliswaar draagt het geen jaartal van uitgave, maar er is een datering in potlood aangebracht op de titelpagina door de boekhandel of door de eigenaar: 10-6-'58.
2. De hierboven beschreven dameskostuums uit de periode 1870-1880.

donderdag 4 september 2008

Serendipiteit (7) — Een boek over het fenomeen Waaier (1)


Op zoek naar nog wat meer Duitse literatuur in de opruiming — die Antiquariaat Isis in Groningen met enige regelmaat houdt, omdat er in een overvolle winkel ruimte moet worden gecreëerd voor nieuw binnengekomen boeken en er dan één en ander, en soms zelfs veel, wordt aangeboden via andere kanalen zoals Internet of de kratten en stapels buiten op straat en direct achter de voordeur, in die gevallen voor slechts 50 eurocent per boek, ongeacht de oorspronkelijke prijs of de staat van het boek —, stuitte ik op enkele boeken en boekjes over de geschiedenis van diverse aspecten van de mode: kleding — Galerij der mode — 5000 jaar costuumgeschiedenis door Fred van der Laken — Poppenmode van de achttiende eeuw tot heden, een andere beknopte geschiedenis van het Kostuum, en een oblong boekwerkje Waaiers+Mode — 18e eeuw tot heden, uitgegeven — zonder jaartal, maar ik schat tussen drie en vier decennia geleden, want ook zonder ISBN — door de Dienst Schone Kunsten in Den Haag, voor het Nederlands Kostuummuseum. In dat laatste vond ik voor deze fin de siècle-site twee prachtige voorbeelden: het hierboven afgedrukte exemplaar uit het eind van de negentiende eeuw, en de verder naar onderen opgenomen vouwwaaier uit 1898.
Deze laatste is een Jugendstil-exemplaar waarvan het montuur bestaat uit aaneengesloten benen van hout, welke aan de voorzijde zijn beplakt met beschilderd papier, overlopend in de rest van de 'doorlopende voorstelling' in het blad. De in felle kleuren gepresenteerde voorstelling behelst een op bloemen en bladen gezeten nimf met vogels en waterplanten, de achterzijde is voorzien van een beschildering, in lichtblauw en goud, van vogels en planten. De beugelis van koperkleurig metaal; de waaier heeft een lengte van 23,5 centimeter.




woensdag 27 augustus 2008

Serendipiteit (6) — Twee boeken van De Oude Heer Smits

De Oude Heer Smits — M.P. Lindo
In het voorbijgaan aan enkele kratten met afgeschreven artikelen van een antiquariaat in één der drukste straten van onze stad, zag ik op het voorplat van een der boeken, die niet ruggelings werden gepresenteerd, het hoofd van De Oude Heer Smits prijken, en dat deed bij mij een belletje rinkelen. Immers, hoe dikwijs had ik, decennia geleden, toch diens Brieven en Uitboezemingen cadeau gedaan aan geïnteresseerden toen ik dat in de opruiming voor de somma van net nog minder dan één gulden had ontdekt in het noordelijkste filiaal van de in die periode grootste ramsjboekenkeizer van ons land. Wat een alleraardigst boekje was dat. Die opvattingen deelden allen die ik er daarna over heb gehoord. Nog hedenochtend meldde een voorbijkomende handelaar in tweedehands boeken, die zag dat ik mij inmiddels over de twee rode bandjes van Smits had ontfermd, dat even als terzijde.
Elf jaar geleden had ik van een bevriende boekhandelaar Janus Snor, geschreven door Mark Prager Lindo, en passant in de handen gedrukt gekregen met de mededeling "Net wat voor jou." Al snel bleek De Oude Heer Smits een pseudoniem van voornoemde auteur van Janus Snor te zijn. Tegenover de titelpagina van dat boek, een herdenkings-heruitgave van 1977, onder toeziend oog van Wim Zaal, stond de mededeling Rond de eeuwwisseling, een begrip dat toen ook ruim werd genomen, zeker als men bedenkt dat die Mark Prager Lindo reeds in 1877 was overleden.

Twee romans in rode fin de siècle-banden
De beide romans, die aan de buitenzijde ongeschonden waren gebleven, hadden van binnen wel een paar garenperikelen bij enkele katernen, die echter eenvoudig waren te verhelpen. Hoewel er geen jaartal op de titelpagina van die beide boeken wordt vermeld, achter of onder de naam van de uitgever — H.A.M. Roelants te Schiedam — zal de tweede druk van deze beide boeken toch omstreeks de eeuwwisseling het licht hebben gezien. Clementine was voor het eerst in 1858
uitgegeven en Le Saltimbanque dateert van 1873. Beide beginnen met een Brief, een vorm die weliswaar in die periode zeer gebruikelijk was, maar die bij deze auteur kennelijk toch enige voorliefde genoot.
In het Letterkundig Woordenboek voor Noord en Zuid van de onvolprezen Kornelis Ter Laan (1871-1963), voor het eerst verschenen in 1941, de tweede druk elf jaar later, staat Mark Prager Lindo als verwijzing te vinden bij Smits; dat is in de WP van de Nederlandse Letterkunde echter niet het geval. Voor al degenen, die Lindo wel kenden als De Oude Heer Smits en niet onder zijn
burgerlijke naam, is dat wel even zoeken, en zo'n regel bij Sits kan in zulke gevallen wonderen doen.
Ter Laan meldt dat Lindo de navolging is aangetreden van Charles Dickens bij een "copiëring van het dagelijks leven" en hij noemt hem "humoristisch als Hildebrand en Klikspaan". Hoewel een echte vergelijking met die beiden net iets al te oppervlakkig zou zijn, ademen zijn geschriften wel degelijk de sfeer die ook is aan te treffen in de werken van die twee genoemden.
Direct vóór het verschijnen van Clementine was de bundeling Brieven en Uitboezemingen verschenen (Ter Laan noemt die abusievelijk Ontboezemingen) — samengesteld uit de Schetsen die in de jaren 1850-1853 in de Arnhemsche Courant waren afgdrukt.
Irritant is en blijft het feit dat zowel de schrijver als de verantwoordelijke uitgever [1] zich beter hadden moeten oriënteren voor zover het de Duitse taal betreft. Het is best om in het verhaal iemand Duits te laten spreken dan wel citaten te brengen of interpretaties te geven, maar die moeten dan wel juist zijn, en niet als steenkool- of brikettengruis-Duits worden afgedrukt.

Geen exacte datering
De beide
boeken met de bovengenoemde Smits-verhalen hebben in ieder geval twee eerdere eigenaren gehad. Op het schutblad staat een met kroontjespen in een dameshandschrift dat eveneens fin de siècle kwaliteiten bezit.
De tweede, veel opvallendere naam is die in een Ex Libris-stempel: Mr. H. van Riel, en op de tweede regel: Rotterdam. Of dat de befaamde, omstreden VVD-senator — die een vermaard boekenliefhebber was en onder meer een geschiedenis van Zuid-Holland heeft geschreven — is geweest, behoort vanzelfsprekend tot de mogelijkheden, maar zeker is dat niet. Bij diens overlijden sprak men binnen het boekenvak vol eerbied over "een bibliotheek van wel vijfduizend delen". Of daarin verhalen van De Oude Heer Smits zouden passen, is mij te vaag. Bovendien zullen er meer mensen zijn (geweest) die H. van Riel heten en de meestertitel voor hun naam mochten zetten.

De schrijver
Mark Prager Lindo werd op 19 februari 1819 in de Engelse hoofdstad geboren, maar kwam als
negentienjarige naar Nederland, waar hij in het onderwijs ging werken: vanaf 1842 te Arnhem als leraar — sommige bronnen melden echter Alkmaar —, in 1853 als docent aan de Militaire Academie en vanaf 1865 in de functie van Inspecteur van het Lager Onderwijs te Den Haag. In 1856 richtte hij de Nederlandsche Spectator op, die hij aanvankelijk geheel in zijn eentje redigeerde. Mark Prager Lindo publiceerde ook verhalen, die duidelijk waren beïnvloed door William Makepeace Thackeray (1811-1863), die als Our Fat Contributor onder meer aan het humoristische tijdschrift Punch verbonden was. Smits/Lindo's boek Janus Snor is meer dan eens gekwalificeerd als de enige humoristische roman uit de negentiende eeuw die goed honderd jaar later nog leesbaar was. De auteur van de synopsis op het stofomslag — en we hebben goede redenen om aan te nemen dat het daarbij om Wim Zaal gaat — zegt dat Lindo's invloeden tot in het werk van Godfried Bomans hebben doorgewerkt. Een en ander kan een goede reden zijn om een van die boeken aan te schaffen als men die ergens tegenkomt. Sommige ervan zijn via internet te bestellen bij antiquariaten, maar daar kosten ze aanmerkelijk meer dan ik ervoor heb betaald. Doch dat is eventueel uw, en niet mijn, probleem.
Het boek werd onder de titel Uittreksels uit het dagboek en nadere levensberichten van den heer Janus Snor in 1868 voor het eerst gepubliceerd.
Mark Prager Lindo is op 9 maart 1877 in Den Haag overleden.
__________
[1] Mij is te weinig bekend over uitgeverij Roelants te Schiedam — bij het zien van die naam komen altijd weer beelden uit mijn jeugd naar boven: de naam en de plaats stonden op tal van bioscoopkaartjes — om te kunnen vaststellen dat daar al dan niet aan gedegen manuscript lezen werd gedaan. In ieder geval draagt niet alleen de auteur de verantwoordelijkheid voor later vastgestelde taalzonden, maar iemand ter uitgeverij
had taalkundig en literair zodanig ontwikkeld moeten zijn om (kunnen) te weten dat men Duitse teksten niet schrijft of ze uit de Haagse spreektaal komen, dit moeten signaleren en tevens op gepaste wijze corrigeren.
Overigens is met het verstrijken van de tijd dat probleem actueel gebleven. De internationaal vermaarde thrillerschrijver Robert Ludlum laat in tal van zijn, weliswaar succesvolle doch middelmatige, boeken de protagonisten door tal van Europese landen reizen, en zodra die dan in een conversatie — in het Frans, Duits of Nederlands — terechtkomen, is de kwaliteit van die buitenlandse taal zwart op wit in het bewuste Ludlum-boek ook van een armetierigheid, die de alom gevierde Tante Betje nog uitzinnig zou doen blozen. Ook daar draagt de internationaal al even vermaarde uitgever de uiteindelijke verantwoordelijkeid voor zulke pijnlijke stommiteiten.
____________
Afbeeldingen
1. De auteur zoals afgebeeld op de achterzijde van de Brieven en Uitboezemingen. . . . .
2. Voorzijde van de Brieven en Uitboezemingen van De Oude Heer Smits.
3. Voorplat van het verhaal Le Saltimbanque in de tweede druk, verschenen omstreeks 1900.
4. Afbeelding van het stofomslag van Janus Snor in de jubileumeditie, verschenen bij P.N. van Kampen te Amsterdam in 1977.


zaterdag 23 augustus 2008

Jugendstilband voor Gerhart Hauptmanns tweede drama

Vergane glorie
In het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw werd het allengs moeilijker Duitse boeken die in Fraktur waren gedrukt, aan de man te brengen. Op scholen werd het nauwelijks meer geleerd, behalve op een paar gymnsia en lycea waar sommige eigenzinnige leraren meenden dat het goed was die teksten te kunnen lezen. Gelijk hadden ze, maar niet iedereen, zelfs niet in de schoolleiding was daar erg gelukkig mee. Vanzelfsprekend heeft dat mede te maken met het feit dat Duitsland de oorlog had verloren. Voor 1940 was Duits een schoolvak vanaf de eerste HBS- en gymnasiumklas, na 1945 werd dat de tweede.
Enfin, doordat de beangstelling voor de teksten in kwestie, — die, als het om bekende boeken ging, allang in Latijns schrift wijd en zijd verspreid waren — reeds (on)behoorlijk tanende was, werden in antiquariaten en aanverwante boekwinkels zulke, dikwijls redelijk tot fraai uitgegeven boeken voor weinig geld aangeboden.
Dat laatste gold ook voor het familiedrama Das Friedensfest uit 1889, van Gerhart Hauptmann (1862-1946), dat aanvankelijk de werktitel Der Vater droeg. Wellicht heeft Hauptmann daar verder van afgezien omdat de Zweed August Strindberg twee jaar eerder een drama had geschreven met die titel.
De vierde editie van Das Friedensfest is in 1899 bij zijn toenmalig vaste uitgever S. Fischer te Berlijn verschenen [2] . Hauptmann, die in die jaren nog sociale drama's schreef, waardoor hij de grondlegger van het Duitse literaire naturalisme werd. Die toneelstukken hebben bijgedragen tot voorzichtige sociale hervormingen. Zo werd hij ook een boegbeeld van de sociaal-democratie. In 1912 werd aan Gerhart Hauptmann de Nobelprijs voor Literatuur toegekend.

Nieuwe richtingen
Na zijn naturalistische periode heeft deze auteur ook nog tal van symbolistische drama's geschreven, alsmede diverse andere theaterstukken die zijn gebaseerd op de Griekse mythologie. Overigens heeft hij zich eveneens als schrijver in andere literaire genres zeer verdienstelijk gemaakt.
Enkele decennia daarna heeft hij het begrip nationaal in zijn socialisme geïncorporeerd en zich nadrukkelijk als pro-Hitler geprofileerd. Hoewel dat mannetje op zijn beurt nimmer enige aandacht aan Hauptmann heeft besteed. Hoe ver buigt echter een internationaal geziene en geëerde auteur zich in het vergiftigde stof als hij bij de dood van Hindenburg — de man die Hitlers machtovername mogelijk heeft gemaakt — de zeer overdreven gedramatiseerde zinsnede "Die Weltuhr steht still" neerkalkt? Daarmee, en met andere uitingen tijdens de pekzwarte bruine heerschappij in het Mofrika van anno toen, heeft hij niet alleen terecht veel kritiek geoogst, maar ook heeft hij als gevolg daarvan tal van vrienden uit de betere tijd verloren.
De filosoof Ludwig Marcuse (1894-1971) heeft in één van zijn essays de daardoor onstane, altijd gebleven, afkeer en walging jegens Hauptmann niet onder stoelen of banken gestoken [2].
Ook de heden ten dage nog steeds als primus inter pares van de Duitse literatuurkritiek geldende Marcel Reich-Ranicki (geb. 1920) heeft in het ZDF-programma Das literarische Quartett bevestigd dat hij Hauptmann de Hitlergroet heeft zien brengen. Wel voegde hij daaraan toe dat zulks niets afdeed aan de kwaliteiten van de vroege sociaal geëngageerde drama's van die auteur.
__________

[1] Voorin het boekje, onderaan de binnenzijde van het voorsplat is een klein etiketje bevestigd met de naam van de boekhandel die het boek heeft geleverd. In dit geval gaat het om Boekhandel en Uitgeverij P. Noordhoff te Groningen. Meer daarover later deze week op onze zustersite Cultuur in Groningen en omgeving.

[2] Het essay is getiteld Zwei Nachrufe auf Gerhart Hauptmann, en is voor het eerst verschenen in het Duitstalige, tijdelijk in New York uitgegeven cultuurtijdschrift Aufbau van 21 juni 1946. Na het verscheiden van Ludwig Marcuse is het artikel opgenomen in de bundel Essays, Porträts, Polemiken — Ausgewählt aus vier Jahrzehnten von Harold von Hofe. Diogenes Verlag AG, Zürich, 1979.

___________
Afbeeldingen

1. Voorplat van de vierde editie, uit 1899, van het familiedrama in drie bedrijven Das Friedensfest, met het Jugendstil-ontwerp.
2. De schrijver Gerhart Hauptmann.
3. Handtekening van de schrijver.


donderdag 14 augustus 2008

Serendipiteit (5) — Bandontwerp voor de Nederlandse vertaling van Zola's Zijne Excellentie Eugène Rougon

Een Nederlandse Zola-uitgave
Het was weer een van die boekenvondsten in onze stad, waar de nieuwste tweedehands boekhandel de naam Boekenvondst draagt, maar de serendipiteit voltrok zich niet daar doch in een winkel met verscheiden spulletjes — van kopspijkertjes tot en met een oorlogsschip, zullen we maar zeggen — zoals curiosa, vlaggen, kleding, oude muziekinstrumenten, compact discs, dvd's, en enige kratten oude boeken — variërend van het dunst denkbare kinderboekje tot en met een vierdelige roman in bibliotheekbanden van zo'n eeuw geleden, met in totaal een kleine drieduizend pagina's. Dat was echt niet zo uitzonderlijk voor die tijd, met een radiotoestel alleen voor de beter gesitueerden en geheel en al zonder televisie, zodat men in de avonduren alle tijd had om onder een leeslamp kennis te nemen van de avonturen van Gil Blas of Ivanhoe, van 's Keizers Elsje, dan wel van talrijke andere Lotgevallen — eveneens beschreven in tamelijk omvangrijke boeken op zeer opdikkend, houthoudend papier met uitermate aangrijpende titels, zoals De belofte op het sterfbed, oftewel: Achttien jaar in een kranzinnigengesticht. En laten we de Diamanten en paarlen, en de Rode Rozen, dan wel Gravin Pia — drie van de 217 romans van het onvolprezen natuurtalent Hedwig Courths-Mahler — toch vooral niet vergeten. En stelt u zich eens voor: schrijver dezes heeft zulks in zijn jonge jaren zelf als boekverkoper voor opgetogen dames van middelbare leeftijd uit de etalage geplukt, opdat zij een week te lezen hadden voor een schijntje.

Zoeken loont
Bij de bovenomschreven winkel met oude spullen, die de toepasselijke naam Bazar Bizar draagt en zich in één van de thans drukste winkelstraten in de binnenstad van Groningen bevindt, ontdekte ik — niet echt op zoek naar iets anders — een deel van Émile Zola's Werken, Zijne Excellentie Eugène Rougon [1] in een onverkorte vertaling, twee delen in één band met een prachtig ontwerp. En dat voor de somma van 50 eurocent. Dan kan zelfs een meer dan goed van boeken en aanverwants voorziene criticus zich niet meer verweren tegen de aanvechting dat boek — ondanks de aanwezigheid daarvan in het Frans binnenshuis — mee te nemen, alleen vanwege de illustratie. Hetgeen weer het voordeel heeft dat u daarvan thans deelgenoot kunt worden. En derhalve vindt schrijver dezes de laatste regel van de vertaling in kwestie — uitsluitend in deze context op zichzelf van toepassing: "Je bent toch een kranige kerel!"
Het is een editie met de beide delen in één band, samen ruim 350 pagina's van uitgeverij Gebr. E&M Cohen te Amsterdam, omstreeks de jaren twintig van de vorige eeuw, te oordelen naar illustratie en typografie. Helaas vermeldden de meeste Nederlandse uitgevers — in tegenstelling tot die in tal van de ons omringende landen — geen jaartal van publicatie. Zulks is pas gemeengoed geworden na de voor erkende uitgevers verplichte invoering in ons land van het ISBN, het International Standard Book Number.
__________

[1] Dit boek is het vijfde deel van de 20 boeken omvattende romancyclus Les Rougon-Maquart, geschreven tussen 1870 en 1893.
____________
Afbeeldingen
1. Voorplat van het hierboven omschreven boek.
2. Afbeelding op visitekaart en website van Bazar Bizar in Groningen.
3. De Franse sociaal zeer bewogen schrijver Emile Zola (1840-1902), geschilderd door Edouard Manet (1832-1883).

vrijdag 25 juli 2008

Serendipiteit (4) — Meine Wasser-Kur van Sebastian Kneipp in de reeks Die historischen Taschenbücher

Waterkuren
"Wie lange darf ein Gesunder im kalten Vollbade bleiben?" luidt één van de vele vragen die aan de orde komen in het hoofdstuk Bäder in het boekje van de befaamde Pastor Kneipp, die meer dan een eeuw geleden begon met alternatieve middelen en methoden ter behandeling van zieken èn gezonden. Gelukkig worden de door de dominee zelf gestelde vragen direct beantwoord aan de hand van praktijkgevallen. Als de alernatieve dokter had gezegd twee keer per week één minuut en de gezonde patiënt uit zichzelf — roomser dan de evangelische dominee-heelmeester — daar vijf minuten van had gemaakt en sedertdien maar niet meer warm kon worden, verbaast dat de dominee met het luisterende oor in het geheel niet. De man zelf had goed meten luisteren. In het vervolg deed hij wat Monsignor Sebastian had voorgeschreven en snel had hij zijn natuurlijke lichaamswarmte weer op peil.
Van de fotokopische herdruk van zijn boek over Waterkuren — ongeveer een eeuw na de eerste editie opnieuw verschenen in de Duitse reeks Die historischen Taschenbücher van Reprint-Verlag Konrad Kölbl in Grünwald — vond ik de afgelopen week een exemplaar in uitstekende staat, tussen de opruimingsboeken in een krat op het trottoir voor een antiquariaat dat ik veelvuldig frequenteer. En ja hoor, weer voor de prijs van vijftig eurocent.


Sebastian Kneipp heeft heel wat gepubliceerd op het gebied van de alternatieve geneesmethoden die een hele opgang hebben genomen, niet alleen in Duitsland, maar elders ook nadrukkelijk. Nog heden ten dage is er geen zichzelf respecterend reformhuis te vinden dat niet de zalfjes en crèmes, de lotions en de oliën van deze lang niet altijd achte heelmeester te koop heeft en nog altijd zijn er massa's mensen die daar baat bij hebben.

zaterdag 5 juli 2008

Engelse schrijfmachine uit 1892 van de firma Williams

Pen en inktpot
Het Londense Victoria & Albert Museum legt in delen van de collectie getuigenis af van welke gebruiksvoorwerpen schrijvenden zich hebben bediend om hun gedachten op papier te krijgen. Tegen het einde van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer pennen en inktpotten ter beschikking van het museum, aangezien de ware schrijver, die veel aan het papier wilde toevertrouwen — zoals bijvoorbeeld de romancier — in die tijd de beschikking kreeg over een echte typemachine. Daar moet, voor de volledigheid, overigens wel aan worden toegevoegd dat de meesten van hen deze nieuwe schijfhulp niet inschakelden voor het directe werk, maar dit pas deden als ze hun laatste versie meenden af te hebben.

Ontwikkeling van de schrijfmachine
Sedert de achttiende eeuw waren diverse pogingen ondernomen ter ontwikkeling van de typemachine, die in eerste instantie het doel vertegenwoordigde om blinden tot steun te zijn. De eerste commercieel geschikte schrijfmachine werd reeds in 1870 door de firma Remington in de Verenigde Staten op de markt gebracht. Het vergde relatief veel tijd voordat het tot de eventueel geïnteresseerden doordrong welke mogelijkheden met de komst van dit apparaat beschikbaar kwamen. Pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw begon de markt voor deze machines zich pas echt te ontwikkelen. De eerste generatie schrijfmachines vertoonde wel enige onvermijdelijke problemen die verband hielden met het 'doordraaien' van het ingevoerde papier en met de inktvoorziening, maar toen de navraag ging stijgen, werden er tamelijk snel aanpassingen en tevens substantiële verbeteringen geïntroduceerd.


In historisch opzicht wordt met de ingebruikname en de ontwikkeling van dit apparaat een bepaald onderdeel van de vrouwenemancipatie verbonden, aangezien de typiste langzaam maar zeker meer in de plaats kwam van de mannelijke kantoorklerk. Het werd zelfs een tijdlang als bijzonder beschouwd dat een vrouw secretariaatswerkzaamheden kon en mocht verrichten.
__________
Zie ook onze bijdrage van vrijdag 6 juni en die van zondag 15 juni — beide op deze site over latere Engelse typemachines.
____________
Afbeeldingen
1. Interieur uit het midden van de negentiende eeuw met een meisje dat aan tafel zit te schrijven. Doek van de Franse schilderes Henriette Browne (1835-1901). Die achternaam was een pseudoniem. In werkelijkheid heette ze Madame Jules de Saux.
2. Typemachine van Williams uit 1892.

maandag 30 juni 2008

Uit het Dagboek van Karel van de Woestijne — in 1903 (2)

"Gisteren vertelde mijne moeder mij een droom die ze had gehad. Zij waren — mijne gansche familie en die van Mar., samen met ons — in eene omtuinde begraasde vlakte, waar grote bomen om stonden. En midden ons speelde een schoon knaapje met lang bruin krulhaar, dat was het kind van Mar. en mij. En het droeg een pakje van Schotse snede. — Toen opeens een zwart man daar stond. En hij maakte vóór het kind heffende bewegingen met zijne armen, als om er magnetische stroomingen om te weven. Toen hief het knaapje zijne armpjes in de hoogte, met vlakke handjes den lucht toe; en het rees, en sloot zijn oogen niet, en verdween in der hoogte. Toen slaakte mijne moeder angst-kreeten (die haar deden ontwaken), maar ik zei, kalm, in haar droom: 'oh, het is in den Hemel'."
Het DAGBOEK van Karel van de Woestijne loopt van 18 april 1903 tot 1 augustus 1905, echter onderbroken door de periode van 11 september 1903 tot 28 februari 1905. Het was oorspronkelijk een boekje in dwarsformaat. "Het geheel is gehouden in Art-nouveau-stijl," schrijft Karel Jonkheere hierover in de Inleiding met 'begeleidende nota's' bij de heruitgave door De Arbeiderspers in 1974. Dienovereenkomstig is de ornamentiek op de buitenzijde (zie Aflevering 1) en die aan de binnenzijde van het voorplat (zie alhier, links en rechts).

zondag 29 juni 2008

Uit het Dagboek van Karel van de Woestijne — in 1903 (1)

Op 10 juli 1903 heeft de Vlaamse auteur Karel van de Woestijne (1878-1929) in zijn Dagboek het volgende genoteerd:
"Wij kunnen nog moeilijk flaminganten zijn: 'was man hat' is bij ons overwegend geworden op 'was man ist'; onze opleiding heeft onze heriditeit ziek gemaakt; onze Vlaamse over-erving werd met vreemde, Fransche cultuur geënt. — Daarom is heilzaam ons entoesiasme, en tevens uitgelegd, voor onze dichters die het dichtst bij ons volk en zijne overlevering staan: Gezelle en Streuvels. — Onbewust zijn wij, die schrikten en afkeerig waren voor flamingantisch lawaaieren, naar die zuivere bronnen, die ons eene nationaliteit terug laten beseffen, weergekeerd: wie weet zijn zij het niet die ons morgen Vlaanderen terugschenken, en ons leeren lief te hebben ons geneezend 'Vlaamsch-zijn' boven ons aangeleerd 'Europeesch hebben'. — Benoit [1], Gezelle, Streuvels, Claus [2]: sociale betekenis voor ons."

Dit is wel iets om — ook na ruim een eeuw — nog weer eens over na te denken, helemaal nu ons aller dagelijks bestaan inmiddels wordt vergiftigd door zulke volstrekt verkeerde invloeden — vooral in de vorm van zoveel afgrijselijke Yankismen — en vanzelfsprekend niet alleen in het Nederlands of Vlaams, doch in welhaast alle Europese talen. Waarom hebben mensen tegenwoordig zoiets platvloers als kids en waarom spreken in televisiefilms politiecommissarissen de patholoog aan met doc? Het is een vorm van ernstige degeneratie en taalverloedering, die zijn oorsprong vindt in onder meer tal van zo intens laag bij de grondse Amerikaanse televisieseries waarmee we ons in de oude wereld laten overspoelen en die niets anders doen dan een gebrek aan cultuur verspreiden alsmede een bedreigend conglomeraat van grofstoffelijkheden van het (gebrek aan) niveau waaronder ook en vooral de president van de VS — buiten elke twijfel een zeer boosaardig wezen — en de rest van zijn familie — en extreem velen met hen — zeer nadrukkelijk gebukt gaan.
__________
[1] Bedoeld is hier de componist Peter Benoit (1834-1901). Zie daartoe ook een artikel dat we op zaterdag 8 maart van dit jaar hebben opgenomen op onze zustersite Tempel der Toonkunst.
[2] Karel van de Woestijne kan hier vanzelfsprekend niet doelen op de grote Vlaamse auteur van onze tijd, Hugo Claus (1930-2008).

woensdag 25 juni 2008

Albums vol nostalgie via oude ansichtkaarten van rond 1900 — nu voor een habbekrats bij boekendumps (1)


Liefhebbers van de reeksen boeken die inhoudelijk in woord en beeld over de periode rondom 1900 gaan, kunnen — als ze er even snel bij zijn — nu hun hart ophalen, aangezien de filialen van de firma Boekenvoordeel diverse van de boeken op het hierboven afgebeelde breedteformaat in de Totale Uitverkoop aanbieden. Kostten ze oorspronkelijk ongeveer zo'n tien euro en werden ze enige tijd later voor net geen zes euro opgeruimd en weer enige tijd voor nog weer de helft daarvan, thans is de tijd van de ware Habbekrats aangebroken. Ze liggen nu voor 99 eurocent binnen ieders bereik. Dat zou eventueel per regio kunnen verschillen; in Groningen heb ik vier verschillende delen gesignaleerd.
De reeks, gerealiseerd door Slingenberg Boekproducties te Hoogeveen, is technisch goed verzorgd en biedt een grote keuze aan thema's: onderwerpen uit de geschiedenis, of verzamelingen van ansichten van een bepaalde woonplaats (Gorinchem wordt nu 'weggegeven'), dan wel over plaatsen langs de Vecht, alle ademen dezelfde sfeer van anno toen. Het binnenwerk bestaat uit 96 bladzijden op het formaat x centimeter en de afdrukken zijn zo duidelijk mogelijk gerealiseerd. Er zijn in het getoonde Nostalgie en romantiek rond 1900, met de ondertitel zo was het (een toevoeging die we op meer van die deeltjes aantreffen) oude ansichten afgedrukt die we in andere boeken dan wel historische rubrieken — in bij voorbeeld huis-aan-huis bladen — wel eens in een mindere kwaliteit hebben gezien. De foto helemaal onderaan, van de Hereweg in Groningen bij het Sterrebos, vormt daarvan een goed voorbeeld. Niet alleen is dat plaatje veelvuldig in slechtere kwaliteit aan ons voorgesteld, ja zelfs afgrijselijk ingekleurde versies met opdringerig vies groen en onwerkelijk rood zijn ons onder ogen gekomen.
Via Internet of met behulp van de periodieke folder, die eventueel bij u op de mat valt, kunt u snel zien waar zich in uw omgeving een filiaal van de firma Boekenvoordeel bevindt. (Zie tevens onze zustersite Tempel der Historie voor een bijdrage over een ander deel uit die reeks.)
____________
Afbeeldingen
1. Voorplat van het boek in kwestie, met op de ovale foto een dame die zich rond 1900 in een Amsterdams atelier heeft laten vereeuwigen.
2. Onderaan de prentbriefkaart staat de tekst Ze laat zich uittekenen, en zo laat deze als 'Larense schone' gekwalificeerde dame zich van haar beste kant zien.
3. Romantisch plaatje rond de vorige eeuwwisseling. Boven het hoofd van de erop voorkomende man bevindt zich een cartouche voor de naam. In dit geval staat er Henri.

4. Hoewel het winter is, wagen veel Groningers een wandeling aan de invalsweg vanuit het zuiden, bij het Sterrebos, tot lang na de Tweede Wereldoorlog een gezochte plek voor ontspannen wandelen. Sedert de zuidelijke ringweg met een enorm verkeersaanbod, weliswaar verhoogd, door dit bos loopt, is de belangstelling daarvoor flink afgenomen. Er bestaan serieuze plannen deze ringweg in (om) Groningen in een tunnel te plaatsen, waardoor het verkeerslawaai in het oude bos flink zou afnemen.

woensdag 18 juni 2008

John William Waterhouse krijgt in het Groninger Museum vanaf 14 december zijn grootste overzichtstentoonstelling


Bijna vijf maanden lang

Vanaf 14 december 2008 tot en met drie mei 2009 zal in het Groninger Museum gedurende bijna vijf maanden de grootste overzichtstentoonstelling te zien zijn van werken die zijn ontstaan in de geest, en gerealiseerd door de handen, van John William Waterhouse (1849-1917). Veel van wat er in die periode in de noordelijke metropool van ons land van Waterhouse te aanschouwen zal zijn — tegenover de door het gemeentebestuur van die Stad in zijn onbedaarlijke destructiedrift moedwillig vernietigde panoramische blik op één van de fraaiste treinstations van Europa — in het inmiddels ver buiten onze landsgrenzen bekende Groninger Museum, is in zijn oorspronkelijkheid nog niet eerder binnen Europa vertoond. Diverse van de dan te exposeren stukken zijn afkomstig uit Australië, Taiwan en Canada.
De website Where to view Waterhouse's painting in person met een hele pagina vol plaatsnamen van musea verspreid over dit ondermaanse, meldt tevens onder het hoofdstukje museums, exhibitions, etc. dat vanaf december dit jaar een Waterhouse-expositie in het Groninger Museum te zien zal zijn, en dat die daarna doorreist naar Londen (Royal Academy of Ars, Waterhouse's oude studie-instituut, waar deze tussen in de maanden juli, augustus en september 2009 te zien zal zijn, om daarna door te reizen naar Canada waar de expositie weer langere tijd, van september 2009 tot in februari 2010 zal worden gerealiseerd in het Mongtreal Museum of Fine Art. Je zou dan ook eigenlijk, en wellicht tegen beter weten in, hopen dat het Groninger Museum er in ieder geval in zou kunnen slagen op z'n minst één doek van J.W. Waterhouse aan te kopen, opdat deze schilder bij uitnemendheid ook nadien in Groningen een blijvend begrip zal zijn op basis van permanente aanwezigheid.

Invloeden uit de antieke wereld
Niet al te lang na zijn geboorte, te Rome, is het gezin naar Londen verhuisd, waar hij veel te vinden was in het atelier van zijn ouders die beiden kunstenaar waren. Dat vormde voor hem de ideale basis om zijn ontketende belangstelling voor de antieke wereld, gecombineerd met zijn voorliefde voor schilder- en beeldhouwkunst, verder te ontwikkelen. In 1870 werd de fijngevoelige jongeman toegelaten tot de Royal Academy of Arts. In het direct daarop volgende decennium — de jaren zeventig van de negentiende eeuw — kreeg hij snel bekendheid met fascinerende voorstellingen, die hij had ontleend aan zijn kennis omtrent de antieke wereld. Het waren stukken die uitmuntten door een bijzondere sfeer en niet in de laatste plaats door hun originaliteit. Zijn geheel eigen gebruik van kleurschakeringen maken Waterhouse tot een volstrekt unieke figuur in de wereld der kunsten van het (Engelse) fin de siècle. Dat wil zeggen: als je eenmaal een paar van zijn schilderijen hebt gezien, herken je zijn stijl al heel snel.

Alfred Tennysons The Lady of Shalott

Het schilderij bovenaan stamt uit 1888 en draagt de titel The lady of Shalott, naar het gelijknamige gedicht van Alfred Lord Tennyson (1809-1892), ooit hofdichter (Poet Laureate): [1]

Under tower and balcony,
By garden-wall and gallery,
A gleaming shape she floated by,
Dead-pale between the houses high,
Silent into Camelot.
Out upon the wharfs they came,
Knight and burgher, lord and dame,
And round the prow they read her name.
The Lady of Shalott.

Who is this? and what is here?
And in the lighted palace near
Died the sound of royal cheer;
And they cross'd themselves for fear,
All the knights of Camelot:
But Lancelot mused a little space
He said: 'She has a lovely face;
God in his mercy gave her grace,
The Lady of Shalott.

Dit gedicht van Tennyson heeft niet alleen schilders maar ook schrijvers geïnspireerd, onder wie Agatha Christie, die in haar roman uit 1962, The Mirror Crack'd (from Side to Side) [2] Miss Marple het mysterie mede laat oplossen door haar kennis van het gedicht in kwestie.
Het complete gedicht in de versie van 1842, en het verhaal daarin, is hier te vinden. [3]

Andere poëzie als inspiratiebron
Tal van andere dichters, vanaf de vroege klassieken zoals Ovidius (43 vóór onze jaartelling tot het jaar 17), via Dante Alighieri (1265-1321) en Giovanni di Boccaccio (1313-1375), en vervolgens William Shakespeare (1562-1616), Percy Bysshe Shelley (1792-1822) en John Keats (1795-1821) hebben met hun teksten of de daarin uitgebeelde figuren mede een sterke invloed uitgeoefend op John William Waterhouse, die op het vooral overdrachtelijke maar tevens op het letterlijke, breukvlak van twee eeuwen leefde en werkte. In de huidige tijd wordt hij meer en meer gezien als een moderne Pre-Rafaëliet. Hoewel hij zich sterk thuis voelde in de wereld van mythen en sagen, ging de werkelijkheid geenszins aan hem voorbij. Hij was zich wel degelijk bewust van het feit dat hij deel uitmaakte van een interessante, dynamische periode in de geschiedenis van onze cultuur. Hij besefte wat er in de hoofdstad der kunsten, Parijs, allemaal gebeurde en hij had waardering voor de wat lossere omgang met al het kunstenaarsmateriaal zoals dat door de Franse impressionisten werd gerealiseerd.


(
wordt vervolgd
, waarschijnlijk op onze zustersite Tempel der Beeldende Kunsten)
__________
[1] Dit zijn de twee laatste coupletten uit Part IV, en derhalve van het gehele gedicht.
[2] Een versregel uit het laatste couplet van Part III van The Lady of Shalott.
[3] The Lady of Shallot werd voor het eerst gepubliceerd in 1832, maar heeft flink wat wijzigingen ondergaan alvorens de definitieve versie, in 1842, rond was.
____________
Afbeeldingen
1. J.W. Waterhouse: The Lady of Shalott 1888; 153 x 200 cm (Tate Gallery, GB).
2. De schilder John William Waterhouse (1849-1917).
3. Handtekening van de schilder.
4. Alfred Lord Tennyson (1809-1892), onder meer poet laureate. Hij kreeg niet zelden een extra voornaam: Eccentric. Hij wordt veelal gezien als de belangrijkste Engelse dichter na William Shakespeare.
5. De dichter Percy Bysshe Shelly (1792-1822) heeft, evenals diverse van zijn collega's, met zijn werk de schilder Waterhouse geïnspireerd. Portret uit 1819.