zondag 18 mei 2008

Een humanistische Europeaan van de toenmalige toekomst — Fritz J. Raddatz over Harry Graf Kessler, op NDR Kultur

Radio-uitzending
Zondag 18 mei, 's avonds tussen 20:00 uur en 21:55 uur zal de Duitstalige radiozender NDR Kultur, in het programma Sonntagsstudio een feature en een gesprek uitzenden over een van de meest kleurrijke figuren van het culturele leven in het Duitsland van het fin de siècle: Harry Graf Kessler (1868-1937). Het betreft een opname die door de Bayerische Rundfunk is gerealiseerd, waarin niet alleen de protagonist met de inmiddels klassieke feature — van Ulrike Voswinckel — wordt voorgesteld, maar tevens een gesprek wordt uitgezonden met de literatuurwetenschapper, die in het gebied waar de taal der dichters en denkers hier en daar — zij het midden tussen alle politiek en maatschappelijk bedenkelijke en verdachte woelingen — toch nog, al is dat ook te weinig, wordt begrepen: Fritz J. Raddatz, een pennenvoerder [1] die in tal van onderdelen van het literatuurbedrijf der oosterburen zijn onuitwisbare sporen, in woord en geschrift, als redacteur en commentator, heeft nagelaten.

Leven in extremen
In zijn commentaar schetst Raddatz een beeld van het rusteloze leven van Harry Kessler, die als chroniqueur van het fin de siècle een niet te onderschatten rol heeft gespeeld, niet alleen doordat hij het vele wat hem voor ogen en ter ore kwam te documenteren — in onder meer 15.000 dagboekbladen — maar tevens door actief deel te nemen in het culturele leven van anno dazumal, zonder daarbij tal van maatschappelijke randverschijnselen uit het oog te verliezen. En niet op de laatste plaats door zich in tal van stromingen te engageren, die elkaar — al dan niet schijnbaar — tegenspraken.
Voor de eeuwwisseling kruiste de graaf de degens met Hugo von Hofmannsthal (1874-1929) over Der Rosenkavalier, en daarmee toonde hij één van zijn vele talenten. Over vrijwel alle cultuuruitingen had hij een opvatting en hij schroomde evenmin die te ventileren, maar hij deinsde er evenmin voor terug om als mecenas op te treden waar hij dat nodig achtte. Enerzijds liet hij, eenmaal gesetteld in Berlijn, zijn huis door Henry van de Velde inrichten en toonde zich daarmee een estheet pur sang, anderzijds nam hij als garde-ritmeester deel aan de Eerste Wereldoorlog.

Kosmopoliet
Kessler, die in 1868 werd geboren, slaagde er door zijn vele interesses en zijn kosmoplitische instelling, gekoppeld aan een zeer gepronceerd engegement, er vrij gemakkelijk in om over de landsgrenzen heen contacten aan te knopen met mensen die in de meest uiteenlopende takken van kunst en wetenschappen, politiek en maatschappij werkzaam of invloedrijk waren, en die tevens veelal lijnrecht tegen de dagelijkse ontwikkelingen wensten in te gaan.
In de dagboeken, die de jonge graaf van af zijn twaalfde jaar heeft bijgehouden, staan de sociale woelingen en de daaraan gekoppelde uitingen in vrijwel alle kunstvormen, haarfijn beschreven, en dat gaat door tot in de tijd dat hij vanuit Duitsland moest emigreren. Alles wat hij heeft gesignaleerd, is in die vijftienduizend bladzijden terug te vinden, van de talrijke ontmoetingen tot en met de zeer persoonlijke ideeën die hij er op nahield.

__________
Friedrich Rothe: Harry Graf Kessler — BIOGRAPHIE. 352 pag., gebonden met stofomslag en voorzien van diverse z/w illustraties; Siedler Verlag, München 2008; ISBN978-3-88680-824-3.
____________
Afbeeldingen
1. Voorzijde van het stofomslag van Friedrich Rothe's biografie over Harry Graf Kessler.

dinsdag 13 mei 2008

De toestanden in de, vooral Parijse, kunstenaarsateliers rondom de vorige eeuwwisseling, gezien door Louis Morin

De kunstenaar Louis Morin (1855-1938) beeldt in deze 'galante karikauur' de werkelijke of vermeende zedeloosheid uit die omstreeks de vorige eeuwwisseling in de Parijse kunstacademies zou heersen, en waarschijnlijk niet alleen in de hoofdstad van de Franse republiek van anno toen.

maandag 12 mei 2008

Serendipiteit (3) — Buitenlandse architectuur omstreeks 1905 met veel variatie biedt aanleiding tot een terugblik


Bij het sorteren, nu alweer bijna vijf jaar geleden, van vele honderden detectives en aanverwante ontspanningslectuur voor de erven van een overleden vriendin, viel mij een door enige flinke waterschade aan de achterzijde van de band aangetast exemplaar van het boek Das Einzelwohnhaus der Neuzeit, herausgegeben von Erich Haenel und Henrich Tscharmann, in handen, dat in wezen voor het oud papier bestemd was, maar dat ik daar van heb gered. Niet alleen vanwege de zes prachtige kleurenplaten die daarin op zwart karton tussen de katernen los waren ingeplakt, maar ook vanwege de schat aan informatie omtrent de eengezinswoningen die net iets meer dan exact een eeuw geleden werden ontworpen door buitenlandse architecten voor zulke behuizingen van de betere standen. U kent dat immers wel: een speelkamer voor de kinderen, een apart vertrek voor de vrouw des huizes, een woonkamer en een eetkamer, een salon en een ruime hal, en een herenkamer, dan wel een studeerkamer, bergruimten en doorloopmogelijkheden onder de trap naar boven. Daar bevinden zich dan ook weer eventuele logeerkamers, een ouderslaapkamer en een kinderslaapkamer. Nog een verdieping hoger allerlei extra ruimten, waaronder die voor het personeel.
Het in dubbeldraads linnen gebonden boek, uitgevoerd met kunstdrukpapier, dat in 1907 is gepubliceerd door de Verlagsbuchhandlung von J.J. Weber te Leipzig biedt plattegronden, berekeningen van de kostprijs per vierkante meter van het woonoppervlak al dan niet inclusief een redelijke hoeveelheid grond rondom.
Het boek is gerealiseerd binnen een reeks Handboeken, die de thema's bouwconstructie; bouwstijlen; verwarming, verlichting en ventilatie; moderne koeltechniek; ornamentiek; waterverzorging van gebouwen; en statica behelzen en variërenqua aantal illustraties: van 137 tot 482, en toch kostte het duurste boek toen slechts 4 Mark 50 Pfennig.
Dat waren me nog eens tijden voor boekenliefhebbers.


____________
Afbeeldingen
1. Ontwerp an Bischoff & Weideli te Zürich voor een landhuis aan de nieuwe Weinsteige te Stuttgart, circa 1905.
2. Plattegrond van de benedenverdieping van het huis in kwestie.
3. Plattegrond van de bovenverdieping van het bovengemelde huis.

zondag 11 mei 2008

Serendipiteit (2) — Oud-Amsterdam zoals in het jaar 1916 gezien door de ogen van kunstenaar Martin Monnickendam

"Wie wat vindt heeft slecht gezocht"
In enkele kratten en dito losse stapels, die een antiquaar in mijn woonplaats voortdurend aanvult met boekwerken en mini-uitgaafjes, welke thans voor de geringe somma van vijftig eurocents van eigenaar kunnen wisselen, zal zich niet zelden één en ander bevinden dat bij oppervlakkige beschouwing wellicht niet eens interessant genoeg lijkt voor de 'buitenkratten' maar dat binnen te lang en te veel ruimte heeft ingenomen in een al te propvolle winkel en/of in dito magazijnen, zodat er uiteindelijk niets anders opzit dan dumpen via het opruimingscircuit. Het vele fraais dat ik, als welhaast literaire omnivoor, in de loop der tijden — zeg maar een goede kwart eeuw — daartussen echter heb gevonden zonder er direct naar te zoeken, valt bepaald niet van de hand te wijzen.
Serendipiteit, zullen we maar zeggen.

Boekenmagnetisme
Doch hoe je het fenomeen ook wilt omschrijven, fascinerend blijft het. Eerst, als kind, en veelal reeds voordat de schoolbanken je inzuigen, heb je jeukende boekenvingers, niet zo heel lang daarna tintelende boekenhanden, en als je eenmaal in het boekenhandelswezen bent beland, dan blijf je totaal verslingerd aan het interessantste culturele fenomeen dat door sommigen — helaas niet al te weinigen — wordt omschreven als hobby. Men moet maar durven, zulk een onbedaarlijke gotspe te ventileren. Zodra je iemand dat hoort uitspreken, weet je uiteraard direct dat er van dat wezen, althans in deze materie en context, nimmer iets terecht kan komen. Zulke lieden kunnen dan ook maar beter poffertjes gaan eten ter verdere ontwikkeling dan wel degeneratie van de smaakpapillen, doch die zijn en blijven andere dan die welke men nodig heeft voor het proeven van boeken in al hun facetten.
Uitgeverij S.L. van Looy had een eeuw geleden — in het kader van de in die dagen gebruikelijke lijfspreuken, die dergelijke ondernemingen als acrostichon van de eigen initialen bijeensprokkelden — gekozen voor een Latijnse spreuk, die geheel past bij mijn betoog van hierboven: (SLVL) Sine libris vita lacuna, hetgeen letterlijk betekent zonder boeken is het leven een leegte. [1]

Oud-Amsterdam begin 1900
Gisterochtend viel mij — terwijl ik, doordat het regende binnen in de zaak, op zoek was naar een boek over de klassieke oudheid in al die stapels varia en aanverwants — in die categorie in handen het al oude boekje Verdwijnend oud-Amsterdam Schetsen van J.H. Rössing, met teekeningen van Martin Monnickendam, uitgegeven te Amsterdam door Bernard Houthakker, 1916.
Laatstgenoemde was een eeuw geleden gevestigd aan de Nieuwezijds Voorburgwal en handelde in sport- en jachtprenten, alsmede moderne Franse etsen, kostbare geïllustreerde boeken in fraaie banden, en in tekeningen van Hollandsche en buitenlandsche meesters, en ook nog oude Hollandsche prenten en Engelse en Fransche gravures. In dat boekje staan de inleidende regels van Bernard Houthakker: "De tentoonstelling van een 50-tal pasteltekeeningen, Amsterdamsche Stadsgezichten, door Martin Monnickendam in den kunsthandel van den ondergeteekende in de maand December 1916 gehouden, heeft den heer J. H. Rössing opgewekt tot het schrijven van de hier volgende schetsen over buurten en huizen, welke reeds verdwenen zijn of eerlang groote veranderingen zullen ondergaan."
Het uitgaafje met een crèmekleurig binnenwerk van 130 grams papier heeft een totale omvang van 48 pagina's, waarvan de laatste twee blanco zijn. In het binnenwerk vinden we zeven tekeningen van Martin Monnickendam (1874-1934). Op het voorplat bevindt zich, in een breed voorgedrukt kader, ook nog een opgeplakte tekening van de overbekende witte Amstelbrug.

Bestelhuis
Op de plek waar in de zeventiende eeuw de herberg Het Vosje was gevestigd en in wezen tot 1868 zo was gebleven, moest iets nieuws verrijzen, aangezien de kastelein de bouwvallige staat niet langer wilde dulden. Toen dit bekend werd, slaakten de vrienden van stad en land een jammerkreet en dat heeft ertoe geleid dat de boekhandelaar-uitgever J.A. Alberdingk Thijm een poging ging ondernemen het plan te verhinderen, en helemaal toen de kastelein een architect in de arm genomen had, die eveneens tot sloop had geadviseerd. Thijm "sprong op zijn strijdros en bestreed met felle lansstooten den architect Leliman." Artikelen — over en weer in diverse gedrukte media — eindigden echter, "ondanks Thijm's strijd tegen het wandalisme" met de sloop van het oude Vosje en het aanzijn na enige tijd van een nieuw Vosje.
Aanvankelijk ging het niet al te best met dat nieuwe gebouw, maar het kon ruimer ademhalen toen in 1878 de Naamlooze Vennootschap "Het Bestelhuis van den Boekhandel" zich er ging vestigen. De zalen van het nieuwe Vosje werden vervolgens eveneens uitgekozen als plaats van bijeenkomst door "vergaderings- en vereeniging-lievenden", zoals de toenmalige Vereeniging voor jongelieden in den boekhandel werkzaam. In 1860 hield deze aldaar reeds haar eerste vergaderingen, acht jaar later telde zij 18 gewone, 8 buitengewone en 3 eere-leden.

Martin Monnickendam
In 1999 is er in het Joods Museum te Amsterdam een overzichtstentoonstelling van de werken van Martin Monnickendam (1874-1943) gehouden. Daar zal veel te zien zijn geweest, aangezien de man meer dan vierduizend stukken heeft vervaardigd. Hij werd in Amsterdam geboren en groeide daar op in een liberaal joods gezin. Hij kreeg vanaf zijn twaalfde jaar les aan de Tekenschool Felix Meritis en studeerde daarna, 1891-1893, aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten. Daarna vertrok hij naar Parijs waar hij ook nog twee jaar studeerde — aan het Conservatoire des Arts et Metiers — en werkte daar vervolgens enkele jaren.
Op de Veluwe heeft hij veel schilderijen gemaakt. Hij produceerde voorts veel genrestukken en figuren voor het theater, landschappen en niet te vergeten stadsgezichten, vooral Amsterdamse en joodse thema's. De verhalenbundel Ocehenebbisj over het Joodse ghetto in het Amsterdam van rond 1900 is geïllustreerd met onder meer werk van Martin Monnickendam. [2]
Het Amsterdamse notariskantoor van Mr M.J. Meijer c.s. — dat is verspreid over drie panden aan de Keizersgracht aldaar — heeft het interieur verfraaid met een "doorlopende tentoonstelling van werken van Martin Monnickendam.
De kunstenaar reisde veel, werd met tal van prijzen onderscheiden en hij had het geluk dat hij over de gehele wereld werd geëerd met exposities. Hij woonde aan de Stadhouderskade in Amsterdam. In 1943 is Martin Monnickendam gestorven.
Zoals zijn familienaam doet vermoeden, is er een connectie met de plaats Monnikendam, waar tal van voorouders van de schilder begraven liggen.
__________

[1] Deze spreuk kwam ik enige dagen geleden opnieuw tegen op de titelpagina van een boek dat in 1905 door Van Looy is uitgegeven, en dat ik reeds enkele dagen eerder eveneens als serendipiteit in hetzelfde antiquariaat had gevonden in de stapel afgeschreven boeken. De ene dag kostte het nog twaalf euro en vijftig cents, de volgende dag nog slechts vier procent van die prijs. Opvallend is dat ik tijdens het uitvoeren van kleine reparaties aan een exemplaar van de Letterkundige Almanak ERTS 1926 van dezelfde uitgever — en ook alweer op dezelfde wijze, uit dezelfde winkel afkomstig, in mijn bezit gekomen — op het achterplat van de omslag een nieuw, vierkant logo zag met de woorden Salus lectoris voluntas librarii – Het heil van de lezer is de wens [eig.: wil] van de boekhandelaar. Amen.

[2] De bundel van ruim 400 bladzijden vol verhalen, anekdotes, gedachten en gedichten van enkele bekende, maar daarnaast van veel meer onbekende schrijvers, is verschenen bij Bas Lubberhuizen en met een tientje in prijs verlaagd naar € 7,50.
____________
Afbeeldingen
1. Voorplat van het boekje over Oud-Amsterdam.
2. Damrak, zoals gezien door Martin Monnickendam.
3. "De Oudemanhuispoort bij den Achterburgwal, van binnen".
4. "De Synagoge in de Uilenburgerstraat".
5. De schilder Martin Monnickendam, hier geportretteerd door (waarschijnlijk) Aart Franken (1852-1930). Joods Museum Amsterdam.

woensdag 7 mei 2008

Titelpagina bedekkende advertentie voor twee klassieke handwoordenboeken — in een schoolboekje anno 1905

De hierbij afgedrukte advertentie voor klassieke woordenboeken, zoals die in 1905 op een apart, kleiner vel in de rug van een schoolboekje werd mee ingenaaid, onderscheidt zich van zovele andere gedrukte reclame voor andere school- en/of studie-edities precies daardoor. Gewoonlijk treft men dergelijke annonces achterin een boek aan, al dan niet op resterende pagina's meegedrukt of als los bijgevoegde folder. Hier is gekozen voor een plek, die aan niemands aandacht kan ontsnappen als hij of zij de titelpagina wil bekijken.
Dat aparte velletje is toegevoegd aan de gebonden editie met linnen rugje van Ciceros Rede über den Oberbefehlshaber Cn. Pompejus, die goed een eeuw geleden voor zestig Pfennig, respectievelijk zeventig Shilling van de hand ging. Het boekje is verschenen in de reeks Freytags Schulausgaben Griechischer und Römischer Klassiker. Hoewel het hier om een Latijns uitgaafje gaat, is het donkere sleutelmotief in de ornamentiek op het voorplat wel degelijk Grieks.