zondag 21 november 2010

Musiqe uit Dictionnaire d'un humoriste uit 1876

PIERRE BERNARD dans son livre sous-titré 
L'ABC DE L'ESPRIT ET DU CHOEUR

Tout le monde saura bientôt la musique, et l'humanité pourra exécuter une immense symphonie avec choeurs.
Imaginez-vous les nations réunies dans une vallée de Josaphat pour exécuter l'oeuvre mmense de Beethoven, en chantant:

Toi, qu'un Dieu plein de clemence
Mit en ce vallon de pleur,
Noble soeur de l'espérance,
Viens apaiser nos douleurs . . .

Dieu se laissera sans doute attendrir, et nous aurons enfin la fin du monde, la fin promise.
La musique est la langue vulgaire d'un monde meilleur. Les grands compositeurs sont en communication directe avec lui.
On trouve peut-être un aur; mais la vraie musique, dans son ensemble, est une révélation.
On doit l'écouter à genoux.

woensdag 17 november 2010

Première van Der Rosenavalier bij Opera Zuid, vrijdag in Maastricht; daarna tournee door ons land

De Duitse componist (en dirigent)
Richard Strauss (1864-1949), getekend
door Jarko Aikens, Groningen 1984.
(Archief Heinz Wallisch, tevens ©.)  
Bijna een eeuw oud
Voordat Opera Zuid met de herfstproductie van 2010 — Der Rosenkavalier uit 1911 van Richard Strauss (1864-1949) — door ons land gaat toeren, worden er eerst twee voorstellingen in de vestigingsplaats van het gezelschap, Maastricht, gegeven. De première zal worden gerealiseerd op vrijdag 19 november — aanvangstijd 19:30 uur — in het Theater aan de Vrijthof in de Limburgse hoofdstad, en op zondag 21 november wordt er een matinee (vanaf 14:00 uur) gegeven in dezelfde entourage. Daarna begint de tournee door Nederland: op dinsdag 23 november in de Stadsschouwburg van Groningen en volgen nog negen steden. Waar en wanneer kunt u zien in de Speellijst van Opera Zuid.

Terugblik
Op 26 januari 1911 — op zo'n tien weken na een eeuw geleden is in de Semper Oper te Dresden deze Komödie für Musik voor het eerst opgevoerd. De regisseur was Max Reinhardt (1873-1943) en Georg Toller, de aankleiding was toevertrouwd aan Alfred Roller (1864-1935). Deze is heel lang de standaard voor opvoeringen van deze opera gebleven. 
De tekst is afkomstig van Hugo von Hofmannsthal (1874-1929), daarbij in hoge mate profiterend van de ondersteuning van Harry Graf Keßler (1868-1937), die eveneens afgebeeld (door Edvard Munch) te vinden is op Rond1900.nl, op 11 maart 2007.
Nog in 1911 werden opvoeringen gerealiseerd in München, Berlijn, Milaan, Praag, Wenen en Boedapest. In 1913 werd Der Rosenkavalier op twee verder verwijderde opera-podia gespeeld: te Londen in Covent Garden en in New York.

De handeling
Het gebeuren speelt zich af tijdens de eerste jaren van de regering van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia (1717-1780), omstreeks 1740 in Wenen.
Marie-Theres von Werdenberg, echtgenote van Feldmarchal von Werdenberg, beleeft, tijdens de afwezigheid van haar echtgenoot, een liefdesnacht met de jonge graaf Octavian Rofrano — die Quinquin wordt genoemd. Het ontbijt dat de beiden tijdens de ochtend na de nacht in rust willen genieten, wordt echter onverwacht verstoord door de komst van Baron Ochs auf Lerchenau, iemand uit de familie van de maarschalkse (Marschallin).
Razendsnel weet Octavian zich te verkleden als kamenier Mariandl — daarom wordt de rol van de jonge minnaar gezongen door een vrouw (sopraan of mezzosopraan): zoiets noemt men een Hosenrolle.
Scènefoto uit de wereldpremière van Der Rosenkavalier, zoals gepresenteerd op 26 januari 1911 in de Hofoper Dresden. Hier maakt — in de tweede akte — de jonge graaf Octavian Rofrano met de zilveren roos (uitgebeeld door Eva von der Osten in een Hosenrolle) zijn opwachting bij Sophie, gespeeld door Minnie Nast.

De baron koestert vergevorderde plannen om in het huwelijk te treden met Sophie, de dochter van een kort tevoren in de adelstand verheven Fininal, en hij hoopt dat de Marschallin hem een 
Bräutigamsführer terzijde wil stellen, die — geheel volgens de geldende traditie — aan de bruid (Sophie) een zilveren roos zal overhandigen. De Marschallin stelt Octavian voor. In aansluiting daarop mijmert zij melancholisch over de vergankelijkheid van de tijd.
Als Octavian de zilveren roos aan Sophie overhandigt, raken die beiden onmiddellijk verliefd op elkaar. Daarbij komt dat Sophie een hevige afkeer heeft van het onbehouwen gedrag van haar toekomstige wederhelft, en op grond daarvan vastbesloten is om niet de zijne te worden.
Maria Jeritza, een van de beroemdste
zangeressen van haar tijd speelt hier
de rol van Octavian in de versie van
Der Rosenkavalier in 1913 te New
York in de Metropolitan Opera.
Tijdens een duel met Octavian raakt Ochs licht gewond, maar hij toont zich verzoenlijk opgetogen als hij een van ene Annina een brief van de zogenaamde Mariandl krijgt, met daarin het verzoek om een rendez-vous.

In een kroegje aan de rand van de stad hebben Octavian, Annina en Valzacchi reeds alle voorbereidingen getroffen om Ochs tot op het bot te blameren. Tijdens het souper van de baron met kamenier Mariandl doemen plotseling allerlei spookachtige gestalten op, waarna Ochs in opperste verwarring en angst om de politie roept. Daarop verschijnen een politieman, Faninal met Sophie, de Marschallin en Mariandl, die direct weer de gestalte van Octavian aanneemt.
Dan kiest de baron de weg van de minste weerstand en laat hij de anderen verder ongemoeid. De Marschallin doet dan eveneens afstand van de jonge graaf Octavian, die ze deze uitkomst reeds had voorspeld.

Met deze Rosenkavalier is Richard Strauss er niet alleen in geslaagd één van zijn grote wensen — een opera in de trant van een Mozart-buffo te componeren — gerealiseerd, maar daarbij is het niet gebleven. Hier en daar kunnen we zelfs spreken van een  komedie der vergissingen zoals William Shakespere die voor het toneel 'componeerde'.

dinsdag 19 oktober 2010

Een serie foto's uit het eind van de negentiende eeuw (3)

Deze foto, met een stadsgezicht van Haarlem, is aan het einde van de negentiende eeuw uitgegeven door A. Jager te Amsterdam. Noch onder de afbeelding, noch aan de achterzijde van de foto, die net als de eerder in deze reeks afgedrukte op bestendig fotokarton is geplakt, vermeldt een jaartal en al evenmin de juiste locatie in die stad.

zondag 17 oktober 2010

Een serie foto's uit het eind van de negentiende eeuw (2)

Panoramische opname van een deel van Bad Ems omstreeks 1885. Niet zo lang daarvoor had de Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski (1821-1881) in deze Duitse badplaats op tal van plekken zijn voor velen onvergetelijke sporen gelegd.



donderdag 7 oktober 2010

Tweemaal Claude Debussy en eenmaal Richard Strauss drie dagen achtereen door Noord Nederlands Orkest

Ontwerp voor L’après-midi d’un faune, door Luc-Albert Moreau (1882-1948)Mallarmé en Debussy
Drie dagen achtereen — van vrijdag 8 tot en met zondag 10 oktober — speelt het Noord Nederlands Orkest onder leiding van chefdirigent Michel Tabachnik
[1] drie composities uit het fin de siècle, twee van Cllude Debussy (1862-1918): als eerste programma-onderdeel, de 
Prélude à l'après-midi d'un faune uit 1894, gevolgd door La Mer, ontstaan in de jaren 1903-1905. Het concert zal worden besloten met het symfonisch gedicht Ein Heldenleben, gecomponeerd in 1897 door Richard Strauss (1864-1949). Een nadere toelichting op het eerstgenoemde compositie vindt u hieronder.


Claude Debussy: Prélude à l'après-midi d'un faune (1894)
Instrumentatie: 3 fluiten, 2 hobo's, Engelse hoorn, 2 klarinetten, 2 fagotten, 4 hoorns, cymbales antiques (kleine bronzenStéphane Mallarmé, in 1896 gefotografeerd door Nadar bekkens met een bepaalde toonhoogte), 2 harpen en strijkers. (Speelduur ca. 10 minuten.)

Voorliefde

In 1876 publiceerde de Franse letterkundige Stéphane Mallarmé zijn herdersdicht in alexandrijnen L'après-midi d'un faune in een zeer kostbare uitgave met illustraties van Édouard Manet (1832-1883). Het relatief lange gedicht is één der beroemdste voorbeelden van het Franse symbolisme: vervuld van eigenzinnigheid en somberheid, en getuigend van een boven het leven uitstijgende, zuivere poëzie. "Een gedicht is een geheim, waarvan de lezer de sleutel moet zoeken," was Mallarmé's overtuiging.
Claude Debussy koesterde een diepe bewondering en een sterke voorliefde voor Mallarmé's lyriek, en hij wilde het raadselachtige en geslotene daarvan door middel van muziek ontsluieren. Mallarmé was echter in het geheel niet gelukkig met de gedachte dat Debussy zijn gedicht op muziek wide zetten, omdat hij vreesde dat het zou uitdraaien op een simpele verklanking van datgene, wat hij in taal reeds 'muzikaal' had gezegd. Toen Debussy hem echter zijn compositie op de piano voorspeelde, was hij aangenaam verrast: de componst was er wel degelijk in geslaagd een extra dimensie aan zijn poëzie toe te voegen.


Nieuwe richting
 

Met de muziek van de 
Prélude heeft Debussy een meesterstuk geschreven dat meteen een nieuwe richting in de muziek heeft ingeluid: het impressionisme, waarmee de negentiende eeuw wel heel direct en nadrukkelijk van de twintigste werd gescheiden. En zelfs als Debussy daarna niets meer zou hebben gecomponeerd, die nieuw ontstane beweging viel niet meer ongedaan te maken en niets zou meer zo zijn of opnieuw worden als voordien. Reeds als conservatoriumstudent had Claude Debussy het gevestigde muziekleven en -denken op zijn grondvesten doen schudden door zijn fantasierijke, nieuwe harmonieën, ritmen en vormen, die een regelrechte omwenteling teweeg gebracht hebben, en waarmee de componist zich heeft weten te profileren als één der aartsvaders van de twintigste eeuwse muziek, naast Schönberg, Bartók en Stravinski.

Vrije interpretatie
 

Debussy was in 1892 met zjn Prélude begonnen en heeft deze twee jaar later voltooid, bijna twee decennia na het ontstaan De Zwitserse dirigent en componist Gustave Doretvan Mallarmé's gedicht. Op 22 december 1894 is de eerste uitvoering gerealiseerd onder leiding van Gustave Doret (1866-1943). De componist heeft het werk opgedragen aan zijn jeugdvriend, die eveneens componist was geworden: Raymond Bonheur (1861-1939).
Wie in Debussy's 
Prélude een orkestrale illustratie van het liefdesspel tussen Faun en de nimfen verwacht, zal bedrogen uitkomen. "De muziek van dit voorspel is een geheel vrije interpretatie van het fraaie gedicht van Mallarmé," staat in de toelichtende regels die de componist zelf in het programmaboekje voor de première van eind 1894 heeft laten opnemen. "Het gaat veel meer om opeenvolgende stemmingsbeelden, waarin de begeerten en droombeelden van Faun tijdens een hele namiddag worden weerspiegeld. Moe van de jacht op angstig vluchtende nimfen en najaden, geeft hij zich uiteindelijk over aan de verdovende sluimer, die zijn dromen van de totale macht in de allesomvattende natuur vervult."

Arabesken

De verfijnde fluitsolo vol meditatieve arabesken presenteert het hoofdthema, dat het lokken van Faun voorstelt. Na vier maten klinken een akkoord in de houtblazers en arpeggio's van de harp, gevolgd door een korte dialoog voor hoorns. Dan horen we een kort 
crescendo op een motief dat de componist later in zijn Pelléas et Mélisande zou gebruiken. Daarna keert het hoofdthema in de fluit terug en gedurende tien maten heerst een sfeer van volslagen lieflijkheid. Als de lucht even betrekt, horen we dat direct in de klarinet, die een hele toonladder speelt, en ook in de gesordineerde hoorns, die dan enigszins dreigend klinken, maar de lieflijke stemming keert onmiddellijk terug: de fluit introduceert een nieuw thema dat door de hobo wordt overgenomen.
Daarop raakt het orkest geanimeerder: na een 
diminuendo leidt een extatisch thema in de houtblazers en hoorns naar een climax. De melodie klinkt unisono in de strijkers, terwijl hoorns en hout een triool blazen. Een soloviool pakt dit thema eveneens op, waarna het eerste thema terugkeert: aanvankelijk in de fluit, dan in de hobo, onderbroken door trillende hoorns en een opgewonden staccato, dalend in de houtblazers.
Via strijkerstremoli dient het einde zich aan: fluiten blazen nogmaals het hoofdthema, terwijl twee soloviolen in octaven contrapunteren, en de kleine bekkens 'een zilveren licht' laten schijnen. Het thema wordt nog eens herhaald door de fluit en een solocello. Een tweetal gesordineerde hoorns en enkele violen — ook al 
con sordino — spelen een afgeleide versie vanClaude Debussy, hier in de omgeving van Luzancyhet hoofdthema, waarna de Prélude uitklinkt in eenpianissimo-akkoord van de fluiten met een laatste glimp van de 'antieke bekkens'.

Waardering
 

Debussy's Prélude mocht zich onmiddellijk verheugen in een enorme waardering van het concertpubliek. Bij de première moest het stuk zelfs worden herhaald. Regelrecht populair werd deze muziek mede door toedoen van Vatslav Nijinksi, die er een choreografie bij maakte. Als zelfstandig orkestwerk heeft het echter eveneens de gehele wereld vrij gemakkelijk weten te veroveren. Uit dankaarheid schreef Mallarmé toen op Debussy's manuscript:

Sylvain d'haleine

Si ta flûte a réussi
Puis toute la lumière
Qui soufflera Debussy.

__________
[1] Vrijdag 8 oktober in theater De Lawei te Drachten, aanvang 20:15 uur.
Zaterdag 9 oktober in cultuurcentrum De Oosterpoort te Groningen, aanvang 20:15 uur.
Zondag 10 oktober in schouwburg De Harmonie te Leeuwarden, aanvang 15:00 uur.

Zie tevens ons
artikel op de aan deze site gelieerde website Muziek en mensen, eveneens van heden.

___________
Afbeeldingen
1. Ontwerp voor
L'après-midi d'un faune, door Luc-Albert Moreau (1882-1948) .
2. Stéphane Mallarmé, in 1896 gefotografeerd door Nadar.
3. De Zwitserse dirigent en componist Gustave Doret.
4. Claude Debussy, hier in de omgeving van Luzancy, zittend voor mevrouw Chausson en dier echtgenoot Ernest, de componist (1855-1899). Geheel rechts Raymond Bonheur, aan wie de 
Prélude is opgedragen. Foto uit 1893.

zondag 3 oktober 2010

Hans Paetsch leest Der Hasenroman van Francis Jammes

Een kort verhaal vol liefde voor de natuur
In 1903 is het verhaal Le roman du lièvre van de Franse auteur Francis Jammes (1868-1938) voor het eerst verschenen. Hij is een man die ietwat terzijde van de grote litteraire stromingen in Frankrijk stond en toewerkte naar een nieuw soort eenvoud en een grote voorliefde voor de natuur en de daarbi behorende fenomenen koesterde, in navolging van onder meer de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). In Duitsland is bovengenoemd verhaal onder de titel Der Hasenroman, voor het eerst in 1916 uitgekomen. De inhoud van het boek is relatief kort, en wel zodsanig dat het door een professionele voorlezer in goed een uur 'aan de man gebracht' kan worden. Dat gebeurt dan ook in de loop van de komende week in het programma Am Abend vorgelesen van de Duitse regionale radiozender NDR Kultur. In aansluiting op Goethe's Novelle, die in hetzelfde programma op maandag 4 en dinsdag 5 wordt voorgesteld door Gert Westphal, wordt in genoemd programma op woensdag 6 en donderdag 7 Der Hasenroman voorgelezen door Hans Paetsch (1909-2002). Na eerder genoemde Gert Westphal was hij — naast zijn werk als acteur en regisseur, veelvuldig werkzaam als verteller stem en in die hoedanigheid was hij de, dus op één na, beroemdste verteller in het Duitse taalgebied. Eveneens voor de nasynchronisatie van films — een heilloos, want debiliserend, fenomeen dat heden ten dage ook in ons land in opmars is, hetgeen iets zegt over de uitverkoop van de ware cultuur, een verschijnsel dat door een nieuwe, zeer bruin getinte regering in ijltempo op meer fronten zal worden gerealiseerd.
Het van oorsprong Franse verhaal — literatuur van een uitnemend auteur  — dat hier in het Duits wordt gepresenteerd, is eveneens in een Nederandse vertaling, van Jean Duprés, op de markt gebracht door uitgeverij Van Oorschot te Amsterdam. Ik vrees echter dat het door de Nederlandse lezers niet in groten getale is omarmd. De laatste drie decennia heb ik het boek diverse malen heb ik een ongelezen exemplaar gevonden voor 50 cent, zowel in de tijd van de gulden, alsook thans. Het is gedrukt op luxe papier en gebonden in groen linnen.
__________
Foto: De Franse auteur Francis Jammes (1868-1938).

zaterdag 2 oktober 2010

Een serie foto's uit het eind van de negentiende eeuw (1)

Berkelpoort Valkenburg, ca. 1890
Teruggevonden
De hiernaast afgebeelde foto uit de laatste periode van de negentiende eeuw, zal omstreeks 1890 zijn gemaakt van de Berkelpoort in het Limburgse Valkenburg.
Tijdens het zoeken naar enkele volstrekt andere afbeeldingen vond ik deze, met nog 24 andere, terug in één der vele afdelingen van mijn archief. Evenals de op onze zustersite Tempel der beeldende kunsten in een bijdrage van heden beschreven kunst-prentbriefkaart stammen al die foto's uit de nalatenschap van één van mijn voormalige uitgevers.
Alle foto's uit deze verzameling zijn van dezelfde grootte — de afbeelding hiernaast is weergegeven op het oorspronkelijek formaat — zijn opgeplakt op zeer stevig karton, in de meeste gevallen door het fotobedrijf zelf. Er zijn enkele bij van plaatsen uit Nederland, de rest bestaat uit weergaven van buitenlandse plekken, in voornamelijk Duitsland en Luxemburg, zijn vertegenwoordigd.
De thema's verschillen onderling ook flink, al zijn er wel meer die een panorama bieden op een stad of een stroom, dan wel een instituut.
Die foto's vormen een mooi onderwerp voor een site als deze, over de periode die we als fin de siècle kwalificeren, aangezien ze alle uit de beide laatste decennia van de negentiende eeuw stammen.

zaterdag 25 september 2010

Ierse glazenier Harry Clarke vond inspiratie by John Keats

Harry Clarke (1889-1931):
The Eve of St. Agnes,  naar het 
gelijknamige gedicht van John Keats.
In de Crawaford Gallery te Cork.
'Toevalligheden'
Dat het toeval niet zelden een belangrijke rol kan spelen bij het ontdekken van teksten of afbeeldingen, en helemaal afbeeldingen die behoren bij een tekst waarvoor je je meer dan oppervlakkig interesseert, vanwege de auteur of het thema. Soms gebeurt het zelfs dat je de tekst in kwestie kent, maar tot dan toe niet van het bestaan van de illustratie in kwestie.
Gisteren vond ik in een boek de hierbij meegenomen afbeelding, behorende bij het gedicht van John Keats  (1795-1821), getiteld The Eve of St. Agnes. Het is een tekening als voorstudie voor een gebrandschilderd venster, gerealiseerd door de Ierse glazenier Harry Clarke (1889-1931), die door het gedicht in kwestie werd geïnspireerd.


maandag 13 september 2010

Antieke Opticiëns Koffer van rond 1900 onlangs geveild

Tijdens de veiling van boeken en prenten, welke op maandag 6 september werd gehouden bij All books and auctions in Groningen, werden ook enkele andere antiquiteiten van andere materialen dan papier en drukinkt aangeboden, zoals een massief kersenhouten Louvre servieskast. 
Een tweede artikel dat niet onder het hoofdstuk boeken en prenten valt, is de hierbij afgebeelde Antieke Opticiëns Koffer van rond 1900, gevuld met tientallen lenzen voor brillen en apparatuur voor oogmeting. De richtprijs bedroeg € 100,— tot € 220,—.
Dit object was uitgesteld op een tafel direct voorin de zaak, opdat ieder de inhoud goed kon zien. Weinigen zullen daaraan voorbijgegaan zijn, aangezien er links en rechts van het object stapeltjes van de fraai uitgevoerde veilingcatalogus lagen. Daarin was deze afbeelding van de koffer in kwestie eveneens opgenomen.

vrijdag 20 augustus 2010

Het fenomeen muziek in Couperus' roman Antiek toerisme

Aardige vondst(en)
Onlangs vond ik tussen de af te danken boeken in een uitverkoop van winkeldochters door een van de antiquariaten in mijn woonplaats — als bepaalde boeken worden veroordeeld tot één van de dozen of kratten buiten de deur, en de cliëntèle de gelegenheid wordt geboden om elk boek uit die laatste verkoopfase voor de somma van één euro aan te schaffen — enkele romans van Louis Couperus, in verschillende edities. Eén ervan was de derde druk, uit 1927, van Antiek toerisme, een roman uit Oud-Egypte door Louis Couperus (1863-1923), voor het eerst verschenen in 1911. Het boek met een grijs papieren omslag maakte niet de indruk dat het geheel was gelezen. De staat van het boek rechtvaardigt zelfs de gedacht dat er na de eerste bladzijden hooguit nog hier en daar van een hap en een snap uit de tekst is kennis genomen.

Muziek als literair thema
Gedurende de geschiedenis der kunsten is steeds opnieuw gebleken dat de verschillende disciplines binnen het grote geheel elkander hebben beïnvloed en er daardoor een rijk geschakeerd geheel is ontstaan. Dat was tijdens het fin de siècle in binnen- en buitenland niet anders, maar misschien wel nog heel wat intensiever dan in voorafgaande perioden.
Om aan te tonen hoe zeer Louis Couperus zich de muziek als symbool van uiterlijke en innerlijke schoonheid heeft eigen gemaakt, citeren we hier de eerste drie bladzijden uit de roman Antiek toerisme, hetgeen voor sommigen wellicht niet meer zal vertegenwoordigen dan handig toegepaste bladvulling, voor anderen daarentegen is het de representatie van veelzijdige schoonheid.

I
De nacht over de zee was winstille en zaliglijk zilverlouter na den gloeienden gloor van den dag en de groote quadrireem gleed gelijkmatig zacht voort, als over een meer, onder een wijd firmament van sterren. Rondom de ovale zee was de ijle einder zuiver getrokken, en op deze wijde wereld waren alleen de sterren en was het schip.
Maar hetschip weêrklonk van muziek Er was de telkens herhaalde melodische fraze der driehonderd roeiers, zacht en eentonig, weemoedig mineur, met immer den zelfden uithaal, waarna de hortator inzette, waarna als een koor, gedempt, de roeiers weêr òpgalmden, hunne lange fraze van weemoed, de zacht eentonige begeleiding van het moeizame werk, de muzikale zelfaansporing tot weêr het zelfde gebaar van armen en buiging van bovenlijf over lendenen.
Die muziek weemoedigde van onder uit het schip, en samen stemde met haar de zachte golfslag der spanen, die waren als gelijkmatigte pootten van het gracelijke zeedier, dat het schip geleek, met zwaneachtig hoog opgerichten voorsteven: sierlijk monster, zwemmende door de meerkalme wateren van die zilverig lichte nachtwereld, monster met zwanehals en honderde slanke, gelijkmatig bewegende pooten, en gewiekt met twee éven nu en dan nauwelijks wendende rozig-gelige zeilen, die alleen bolden van de eigene vaart des schips, maar niet zwollen omdat de wind stille lag.
Terwijl het sierlijk monster, het groot gevleugeld navigium voort gleed op die samenstemming van slavenzang en spanenslag, klonk blijderm van de achterplecht, het lied der na de arbeid luierende matrozen. Het klonk onbezorgd en vol klank van diepe, donkere, bassige mannenstemmen, zonder der roeiers melancholie, en er was éen matroos, die voorzong met hoogere stem, want wèl mochten de zeelieden zingen, maar hunne zang moest kunnstig worden geleid, omdat muziek, die wèl luidde, voorspoedig was aan de vaart, en de booze kansen weerde, en de helle stem der sirenen niet door liet klinken van onder de wateren, en omdat zuivere klank van menschestem de drijvende, onderzeesche rotsen van verre hield, en den zeeslang terug in de diepte deed duiken.
En door deze twee koren heen, door het weemoedige roeierslied en den juichenden zeeluis=zang, druppelde solo, een fijne vrouwestem liefde smachtende, heldere klanken, met telkens behaagziek darteleren slotzin. Het was, terwijl als goudene kralen neértinkelen, van getokkelde harpsnare — de heel helle goudene kralen, die tinkelen van de snaren der kleine Lesbische vierkoordige harp — een hymne aan de godin Afrodite, wier naam telkens terug klonk, smachtend en dartel, in het Grieksche lied van de zangster, exotieschzacht aanklinkend tegen den harderen Latijnschen woordklank van der mannen jubelzang en onderschipse melodische weemoedfraze . . . .
Op de voorplecht, in een pavillioen van Tyriesch rood zijden gordijnen, lag Publius Sabinus Lucius en luisterde. De muziek, die uit zijn schip opklonk in de zilverloutere nacht van windstilte, door zaliglijk, wijdzuivere, stardoorpoeierde lucht, koelde hem even zijn smart. Hij lag kalmer nu, verzadigd van wanhoop, zijn smartziel als gebet en gebaad in de muziek die wè; ;uidde. Hij staarde, als zonder gedachte, bijna zònder sart nu, naar het zilveren beeld van Afrodite, patronesse van zijn schip, en voor welk een lamp van albast brandde, terwijl uit een wierookvaas een lichte spiraal van nardos de godin haren voet omkronkelde.
Het was niet mogelijk altijd, altijd door, de zelfde hevigheid van smart te voelen. Morgen . . . . o, over een ùur zoû de smert weêr hevig zijn; nu . . . . in deze nacht van koelte en welluidendheid, was er even een korte rust, een niet bestaan, bijna een weemodiege weldadigheid . . . . En, in deze kalmere stemming, gevoelde Lucius behoefte zijn ouden vriend en paedagoog een vriendelijk woord te zeggen: iets, waarmede hij hem sedert de reis nog niet begunstigd had.
. . . . .
____________
Afbeeldingen
1. Louis Couperus. Standbeeld uit de hand van Kees Verkade (geboren 1941), geplaatst op 't Lange Voorhout in Den Haag.
2. Tekstgedeelte op het voorblad van de derde druk (1927) van de roman Antiek toerisme van Louis Couperus.

zaterdag 7 augustus 2010

Drie Duitse fin de siècle gedichten over het fenomeen Stad

Theodor Storm, borstbeeld in zijn geboorteplaats Husum

Die Stadt

Am grauen Strand, am grauen Meer
Und seitab liegt die Stadt;
Der Nebel drückt die Dächer schwer,
Und durch die Stille braust das Meer
Eintönig um die Stadt.

Es rauscht kein Wald, es schlägt im Mai
Kein Vogel ohne Unterlaß;
Die Wandergans mit hartem Schrei
Nur fliegt in Herbstesnacht vorbei,
Am Strande weht das Gras.

Doch hängt mein ganzes Herz an dir,
Du graue Stadt am Meer;
Der Jugend Zauber für und für
Ruht lächelnd doch auf dir, auf dir,
Du graue Stadt am Meer.

Theodor Storm (1817-1888)

____________________



Oskar Loerke, getekend door Emil Stump

Die Stadt verklingt

Woher die feinen Töne schweben
Wie weit verwehter Düfte Schwaden?
Sie sind vom weiten Weg beladen
Mit Mörtelmehl und Spinneweben.

Verstaubtem Öl in Schlüssellöchern
Und stickluftdunkler Korridore,
Mit Säuren, Weines rotem Flore,
Mit Anklang, eisen, hölzern, knöchern.

Und während sie dich schwer erheben,
Kommt schon der Mond mit großem Rade,
Und unter dir klingt als Ballade
Die Stadt, der Abend und das Leben.

Oskar Loerke (1884-1941)

____________________

Gerrit Engelke

Ich will heraus aus dieser Stadt

Ich weiß daß Berge auf mich warten,
Draußen — weit —
Und Wald und Winterfeld und Wiesengarten
Voll Gotteseinsamkeit —

Weiß daß für mich ein Wind durch Wälder dringt,
So lange schon —
Daß Schnee fällt , daß der Mond nachtleise singt
den Ewig-Ton —

Fühle, daß nachts Wolken schwellen,
Bäume
Daß Ebenen, Gebirge wellen
In meine Träume —

Die Winterberge, meine Berge tönen —
Wälder sind verschneit —
Ich will hinaus, mit euch mich zu versöhnen!
Ich will heraus aus dieser Zeit,

Hinweg von Märkten, Zimmern, Treppenstufen,
Straßenbraus —
Die Waldberge, die Waldberge rufen,
Locken mich hinaus!

Bald hab ich diese Straßenwochen,
Bald diesen Stadtbann aufgebrochen
Und ziehe hin, wo Ströme durch die Ewig-Erde pochen,
Ziehe selig in die Welt!

Gerrit Engelke (1890-1918)
____________
Afbeeldingen
1. Theodor Storm, Büste in seinem Geburtsort Husum.
2. Oskar Loerke, gezeichnet von Emil Stump.
3. Gerrit Engelke.

dinsdag 27 juli 2010

Wilhelm Leibls realisme: Parabel van de drie levensfasen: Drei Frauen in der Kirche, 1881 (Kunsthalle, Hamburg)


Drie jaar lang dezelfde modellen
Voordat de Duitse schilder Wilhelm Leibl (1844-1900) — die wordt gezien als de representant bij uitstek van het Realisme — in 1881 zijn doek Drei Frauen in der Kirche als voltooid beschouwde, had hij drie jaar lang zijn modellen steeds opnieuw bijeen laten komen in dezelfde dorpskerk van Oberbayern, waar hij de kunstenaar zich — na zijn studie te Keulen en kortere perioden waarin hij zich te München en Parijs — in 1873 had gevestigd. Daar werd hij dagelijks geconfronteerd met mensen van die verschillende levensfasen, welke volgens de traditie van hun omgeving waren gekleed. Zijn streven naar perfectie tot in het kleinste detail heeft ertoe geleid dat Leibl al zijn artistieke energie heeft moeten inzetten voordat hij kon komen tot de afronding van dit schilderij.




 "Sehen ist alles"

Het doek, dat alweer geruime tijd in de Hamburgse Kunsthalle te bewonderen valt, is één van de uitingen welke in overeenstemming zijn met de ideeën die de schilder over zijn metier had."Man male den Menschen so wie er ist, da ist die Seele ohnehin drin", luidde één van Leibls opvattingen. Een ander idee vatte hij als volgt samen: "Sehen ist alles, die wenigsten aber können sehen."Hoewel dergelijke opvattingen niet zelden, en niet zonder aanleiding, veelal worden gekoppeld aan het Franse impressionisme, zal bij nadere beschouwing toch duidelijk (moeten) worden dat Leibls werk veeleer aansluit bij dat van de schilders der 17de eeuw in de Nederlanden.

donderdag 11 maart 2010



Twintigjarig bestaan
Het zal duidelijk zijn dat elk nieuw gezelschap in de kunsten zich eerst moet bewijzen voordat het een algemeen geaccepteerd instituut wordt. Het muziektheaterensemble Opera Zuid is gevestigd in de zuidelijkste hoofdstad van ons land, en heeft van daaruit in de twintig jaar van zijn bestaan ruimschoots bewezen tot de gezelschappen te behoren die, niet alleen in het zuidelijke deel van het Koninkrijk der Nederlanden, meetellen, maar tevens buiten onze landsgrenzen: in het zuiden en in het oosten. Dat geldt voor alle aspecten waarmee zo'n instituut zich presenteert.
Dat Opera Zuid in Maastricht meer trouwe aanhangers heeft dan in de andere grotere steden van ons land waar het gezelschap optredens realiseert, zal duidelijk zijn. Daar worden van een nieuwe productie dan ook dikwijls twee voorstellingen gegeven. Dat is eveneens het geval met het muziekdrama dat als jubileumvoorstelling is gekozen: Hänsel und Gretel uit 1893, het meesterwerk bij uitstek van de Duitse componist Engelbert Humperdinck, die — zoals zovele andere collega's in het Duitsland après Wagner — grote moeite had zich te bevrijden uit de schaduw van de Grote Dwerg van Bayreuth, die in 1883 was overleden. Hij en anderen die zich in zo'n atmosfeer bevonden, lieten al te weinig van zich horen.

Uitvoering en aankleding op hoog niveau 
Humperdincks zuster Adelheid Wette kwam met het verzoek bij broer Engelbert om een opera te componeren op een libretto dat zij op het bekende sprookje van Hans en Grietje had geschreven, en die ze graag in een kleine entourage opgevoerd wilde zien. Het was de gedachte aan een beperkte kring van toehoorders die Humperdinck deed instemmen. Het resultaat mocht er zijn en mag dat nog steeds. De verhoudingen binnen het orkest dat de handeling begeleidt, zijn duidelijk op een goudschaaltje afgewogen: dirigent StefanVeselka en de musici van het Limburgs Symfonie Orkest hebben de componist hun trouw bewezen. Dat geldt eveneens voor de vocale prestaties.

Gefluister
In de foyer van de Stadsschouwburg in Groningen waar Opera Zuid, direct na de beide Maastrichtse voorstellingen, acte de présence gaf, hoorde ik iemand tijdens de pauze in de foyer met veel aplomb vertellen dat men nu voor een opera had gekozen die niet al te veel rollen van gewicht vereist, omdat de eerste voorstelling na het zomerreces Der Rosenkavalier van Richard Strauss wordt en men nu financieel een stapje terug moest doen.
Het zou tevens de reden zijn dat artistiek leider van het gezelschap, Miranda van Kralingen, zelf de dubbele rol van moeder en Knusperhexe op zich heeft genomen. Welke ook de reden voor de bezetting van die rol moge zijn geweest, een betere invulling had men niet kunnen realiseren.
De veertien engelen, die in echte scènes op de planken optreden, maar op momenten waar enige afstand is vereist, buiten het toneel en krijgen zo mogelijk in de zaal een plek toebedeeld. In Groningen was dat in de vroegere directie-loge terzijde van het toneel, die niet meer voor bezoekers wordt gebruikt, zoals dat in tal van theaters tegenwoordig het geval is. De als waarachtige engelen uitgedoste jongelui zijn leden van het Kinder- und Jugendchor Theater Aachen en staan onder leiding van Frank Flade.

Ideale presentatie
Het interieur van het woonhuis heeft een modern tintje gekregen: stapelbed voor de kinderen en ander bouwpakket-meubilair, convector-radiator — die in 'de andere wereld in uitvergrote vorm de tralies zijn van het hok waarin Hans ter vetmesting is opgesloten — en een SchwarzwälderKukucksuhr. Vanaf het 'plafond' hangt een kleine heks op een bezemsteel: de dreiging van de andere dimensie die de kinderen boven het hoofd hangt, is daarmee in het dagelijks bestaan geïntegreerd. Of is de rol van de moeder in het ware leven ook dubbel bezet en vormen de gesignaleerde parafernalia de representatie van de oerangsten die kinderen onbewust hebben.
De kostumering is in overeenstemming daarmee: moeder in het zwart met een relatief luxe leren handtas, vader daarentegen als handelsreiziger met een totaal versleten koffer, die het ook niet meer schijnt te kunnen behappen, en zonder meer kan worden overgeheveld naar Arthur MillersDeath of a salesman. De kinderen krijgen elk een gekleurde pruik, die van het klassieke patroon — jongetje blauw, meisje rood — afwijkt. Te eten is er nauwelijks.

Sprookjessfeer uitstekend getroffen
Als beide ouders huns weegs gegaan zijn, komen de kinderen in een droomwereld terecht, en dan wisselt het decor niet via de klassieke changementen, maar door middel van een centraal draaiplateau dat aan de achterzijde een schitterend, zilverkleurig vormgegeven bos, en later het koek-en-lekkernijen-huis van de heks, biedt. Daaromheen nog weer een draaicirkel met grote bomen.



Kortom, al degenen die gewoonlijk in de diverse steden van ons land mede zorgen voor een redelijke tot goed bezette theaterzaal, maar die nu verstek hebben laten gaan, zijn daardoor verstoken gebleven van een in alle opzichten en tot in de details prachtige voorstelling.

Niet-vocale medewerkenden
Het Limburgs Symfonieorkest heeft al vaker laten horen dat he de begeleidingstaak voortreffelijk kan waarmaken, zonder zich te reduceren tot een ondergeschikte functie. Dirigent Stefan Veselka — die reeds twee keer eerder voor producties van Opera Zuid werd ingezet, is er opnieuw in geslaagd de juiste toon te treffen.
De Duitse regisseur Bruno Berger-Gorski — onder meer gastdocent aan de Univerität für Musik und Darstellende Kunst te Wenen, en ervaren in zowel het klassieke repertoire alsmede in het onalledaags-moderne — heeft zijn overtuigende invloed geldend weten te maken op niet alleen de spelers/zangers, maar tevens in zijn samenwerking met de Duitse schilder Dirk Hofacker, in wiens concept zeker heel direct de overwegingen van de weldoordachte decors en kostuums een rol heeft gespeeld, aangezien hij ook die heeft ontworpen en dat alles tot een Gesamtkunstwerkheeft gesmeed.
Onze landgenoot Arjen Bijtelaar heeft het concept voor de belichting zodanig uitgewerkt dat het tot een uiterst functionele, de vele aspecten van de sprookjessfeer verhogende, bijdraagt.

Nog zes voorstellingen in maart
Het gezelschap heeft inmiddels de helft van de optredens alweer achter de rug, maar van donderdag 11 maart tot en met zaterdag 27 maart zullen er nog zes voorstellingen worden gerealiseerd, alleen nog in steden beneden de grote rivieren van ons land.
Donderdag 11: Den Bosch; zaterdag 13: Venlo; dinsdag 16: Rotterdam; donderdag 18: Den Haag; dinsdag 23: Tilburg; zaterdag 27: Heerlen.

Afbeeldingen
1. Librettoschrijfster Adelheid Wette, geb. Humperdinck.
2. Dirigent Stefan Veselka met Opera Zuid-kapelmeester Tjalling Wijnstra.
3. De Duitse regisseur en lichtontwerper Bruno-Berger-Gorski.
4. De Duitse schilder Dirk Hofacker, die niet alleen de decors en de kostuums voor Hänsel und Gretel ontwierp, maar tevens aandeel had in het lichtontwerp.
5. Arjen Bijtelaar, die de lichtontwerpen naar de praktijk heeft vertaald.
__________
NB: Meer afbeeldingen, vooral scènefoto's, in verband met deze voorstelling, zijn te vinden in ons artikel vooraf dat op deze site is verschenen op 28 februari jongstleden.
Andere foto's dan in deze terugblik kunt u vinden in de bijdrage die heden (onder meer) is verschenen op de Homepage van de website Muziek en Mensen.