woensdag 28 december 2011

De gebroeders Lumière kregen deeerst betalende bezoekers voor een filmvoorstelling binnen

Gebroeders Auguste en Louis Lumière.
Betalende bezoekers
Op 28 december 1895 hebben de gebroeders Lumière, uitvinders en filmpioniers ─ Auguste (1862-1954) en Louis (1864-1948) ─ voor de eerste keer een filmvoorstelling gegeven voor een betalend publiek. De film in kwestie droeg de titel Lunchpauze in de fabriek, en werd opgenomen in hun eigen bedrijf te Lyon.
Twee jaar tevoren hadden ze, volgens de hardnekkig aanhoudende overlevering, de eerste filmcamera uitgevonden: de cinématographe, die de oorsprong van het woord cinéma zou worden.

De enige ware pionier
Anderen dan de aanhangers van de gebroeders Lumière zien in de Brit William Friese-Greene (1855-1921) de enige ware pionier van de cinematografie, die tevens internationale vermaardheid verwierf als portretfotograaf. Daarover heb ik onder meer bericht in de tijd dat ik bijdragen leverde aan de fin de siècle website All art is quite useless van Rond1900.nl. Het artikel in kwestie ─ dat direct heel veel belangstelling heeft getrokken ─ is op die site verschenen op 5 december 2009.

vrijdag 23 december 2011

Op deze dag in 1888 sneed een depressieve Vincent van Gogh een deel van zijn linkeroor af

Vincent van Gogh met linkeroor nog intact.
Zelfportret uit de jaren 186-1887.
Paul Gauguin. Foto uit 1891.
De beroemdste ─ gezien het gebeuren zou het beter zijn te spreken van de beruchtste ─ zelfverminking uit de geschiedenis der beeldende kunsten is die, welke op 23 december 1888 heeft plaatsgehad. De schilder Vincent van Gogh (1853-1890) sneed een deel van zijn linker oor af, nadat hij in een diepe depressie was vervallen als gevolg van het vertrek van zijn collega Paul Gauguin (1848-1903) uit hun gezamenlijke woning en het daaraan verbonden atelier in de Franse plaats Arlès. Niet alleen als gevolg van het feit dat deze beide groite kunstenaars van het fin de siècle aldaar hebben geleefd, is die plaats in kringen der kunsten wereldvermaard: ook de suites uit L'Arlésienne ─ Het meisje uit Arlès 1872, naar een stuk van Alphonse Daudet (1840-1897) ─ van de Fransce componist Georges Bizet (1838-1875) staan nog steeds op de lijsten van uit te voeren werken van elk zichzelf respecterend symfonieorkest ter wereld.

zondag 18 december 2011

Geboortedag van de Duits-Zwitserse avantgarde kunstenaar Paul Klee heden herdacht

Vandaag is het honderd tweeëndertig jaar geleden dat de avantgarde kunstenaar Paul Klee in het Zwitserse is Münchenbuchsee ─ in de buurt van de hoofdstad Bern ─ werd geboren. Hij wordt zowel als Duitser, alsook als Zwitser beschouwd. Hij vertegenwoordigt nog altijd allerlei stromingen binnen de schilderkunst: het expressionisme, het kubisme en het surrealisme. Hij schilderde niet alleen, maar kon zich ook heel goed uiten in muziek, de tekenkunst, en daarnevens heeft hij gedichten geschreven. Uit die laatste discipline heeft de Nederlander Ton de Kruyf een compositie voor sopraan en ensemble gerealiseerd met de titel Einst dem Grau.
____________
Afbeelding: 'Meine Bude' (Mijn kamer) uit 1896. Pen en inkt, gewast. ca. 12 cm x 19 cm. Het stuk bevindt zich in de collectie van de Klee Stiftung in het Zwitserse Bern.

dinsdag 6 december 2011

Een exemplaar van de derde druk uit 1883 van Van Mauriks Uit het Volk voor een halve euro

Eén dag voordat ik een gebonden exemplaar van de derde druk, uit 1883, van Uit het Volk ─ Amsterdamsche Novellen van Justus van Maurik Junior (1846-1904), voor het eerst verschenen in 1879, in een stapel met definitieve opruimingsboeken vond voor het luttele bedrag van vijftig cents, kostte het nog tien euro. De beperkte ruimte in de middelgrote winkel en de daarbij behorende magazijnen heeft de eigenaren al enige tijd geleden doen besluiten om ─ uitzonderingen daargelaten ─ boeken die langer dan twee jaar in de winkel staan, hetzij aanzienlijk in prijs te verlagen, dan wel dat heel drastisch te doen en de boeken in kwestie te dumpen in kratten, dozen en stapels, waaruit men voor een halve euro per stuk mag kiezen.
De rode linnen band is goed geconserveerd; de rug wel iets minder dan het voorplat, waarvan u hiernaast het centrale gedeelte ziet afgebeeld.
De verzameling telt 266 bladzijden met in totaal negentien verhalen, waarvan sommige ─ zes, zeven en vier ─ tot een groter geheel behoren. Het boek is voorzien van acht platen door Johan Braakensiek (1858-1940) ─ leerling van David Bles ─  vervaardigd "naar schetsen van de schrijver". Daarvan hebben we ook een zeer karakteristiek exemplaar in dit artikel opgenomen.


zondag 4 december 2011

Words and music over Vier Temperamenten zonder de Tweede Symfonie van Carl Nielsen

De Deense grootmeester 
der muziek: Carl Nielsen.
Hedenavond wordt door de Britse cultuurzender BBC Radio 3 weer ─ want zoals gebruikelijk op de zondagavond ─ een aflevering uitgezonden van het programma Words and music, waarin aandacht wordt besteed aan één thema ─ deze keer is dat Vier Temperamenten ─ en daarbij worden, meestentijds door een man en een vrouw, voordrachten gehouden. Ook dat geschiedt op zondag 4 december net als anders. Joe Dunlop en Joanne Tope zijn degenen, die letterlijk aan het woord komen.

Qua letteren hebben zij gekozen uit teksten van Engelse dichters, die de laatste zeven eeuwen hebben geleefd. Voor de muziek is eveneens voornamelijk gekozen voor stukken van Engelse componisten, met daarnaast de Grootmeester van de negentiende Oostenrijkse muziek, die de onsterfelijkheid heeft weten te bereiken: Anton Bruckner (1824-1896).

Opvallend is echter, in deze context, dat de Deense componist Carl Nielsen (1865-1931) niet aan bod komt. Hij is de enige die een symfonie heeft gecomponeerd die als ondertitel De fir temperamenter draagt. Het heeft opusnummer 16 en werd gerealiseerd aan het begin van de twintigste eeuw, in de jaren 1901-1902. Daarin is op heldere wijze het verschil te horen tussen de vier bestaande temperamenten, die successievelijk worden voorgesteld in de respectieve delen: cholerisch; flegmatisch; melancholisch; sanguinisch.
Binnen enkele jaren heb ik die symfonie tweemaal gehoord: beide keren in Groningen. De eerste keer door het (toen nog) Noordelijk Filharmonisch Orkest onder leiding van de Noorse gastdirigent Per Dreier; enkele seizoenen daarna tijdens een concert door het Odense Symfonieorkest onder leiding van Borge Wagner. Dat Deense ensemble uit Groningens zusterstad in Denemarken maakte toen een tournee door ons land, met violiste Emmy Verhey.


zaterdag 3 december 2011

Op 3 december 1894 overleed de schrijver van Dr. Jekyll and Mr. Hyde

De grootste roem heeft de op 3 december 1894 overleden Robert Louis Balfour Stevenson vergaard met twee boeken: The Strange Case of Dr. Jeyll and Mr. Hyde (1886): voer voor psychologen, psychoanaltici en eventueel een heel team van voortreffelijkje psychiaters. De andere roman is Treasure Island (1883) [1], een boek vol spannende avonturen.
Hoewel de man daarmee in ieder geval tot op de huidige dan bekend gebleven is en van vooral Schateiland nog steeds weer hedrukken worden vervaardigd, is de filmwereld normaliter meer geïnteresseerd in de gekte van Jekyll and Hyde. Die dubbele naam is zelfs een gevleugeld woord geworden en wordt gebruikt om een persoon met twee gezichten aan te duiden. Het éne sympathiek en voorkomend, het andere boosaardig en destructief: variërend van aardig schizoïde tot en met compleet schizofreen tot in de derde macht. De veelzijdige schrijver ─ romans en verhalen, essays, dichter en auteur van reisboeken ─ werd op 13 november 1850 geboren.
Hoewel hij in een tijd leefde dat men een veel lagere levensverwachting hadden dan in de loop van de twintigste eeuw het geval was, en die nog steeds stijgend is, werd Stevenson als gevolg van een ziekte slechts 44 jaar oud.
Diverse interessante aspecten van zijn leven kan men nalezen op de Nederlandse Wikipedia-pagina.
 

__________
[1] Uit correspondentie van de auteur weten we dat hij een andere, dus oorspronkelijke, titel voor dat boek in gedachten had: The Sea Cook, or Treasure Island: a Story for Boys. 
__________
Afbeeldingen
1. Fin de siècle ornament linksboven op het voorplat van de versie van The Black Arrow ─  A Tale of the Two Roses voor het eerst verschenen in 1888 ─ van uitgeverij Cassell and Company Ltd. van 1913. De eerste Britse editie is eveneens bij Cassell verschenen; de Amerikaanse bij Scribner's. Het verhaal dat tevens onder de titel zonder het lidwoord the voor Two Roses is uitgekomen, is in het Nederlands vertaald als De Bende van de Zwarte Pijl.
2. De van oorsprong Schotse schrijver Robert Louis Balfour Stevenson.

donderdag 1 december 2011

Een goedkoope uitgave van Drijvende Klompjes van Samuel Falkland voor een grijpstuiver

Hedenmiddag vond ik in één van de stapels met, talrijk toegevoegde, opruimingsboeken in een antiquariaat in mijn woonplaats het boek waarvan hiernaast alleen het tekstgedeelte van het voorplat is bijgevoegd: Drijvende klompjes van Samuel Fakland ─ dat is Herman Heijermans (1864-1924). Het gaat daarbij om een herdruk van De eerste kleine Verschrikking uit de bundel Kleine Vreschrikkingen, zo laat de uitgever op de bladzijde tegenover het begin van het verhaal weten. Dat begint als volgt:

Ja, in zoover is het daaglijksch doen der dwaze lieden die den drang tot schrijven ondergaan, zonderling en vreemdsoortig, dat zij zelden of nooit de bewoogenheden van dichtbij, de ontroeringen van gister en vandaag voor hun littérair genoegen uitbuiten. Neem het bijna ondenkbaar geval dat een frisch-rondkijkend man, zonder ─ wat de lezer platweh stof noemt ─ zònder voorwerp van geestlijke genegenheid is, veronderstel dat hij door zorgen gejaagd voortbrengen móét, dat hij z'n vermoeid hoofd in de handen wringt, om er een onderwerp uit te persen ─ zo wellicht is de hypothese van hen die het uitingsgenot missen en de heuvelen en bergen welke enkelingen schiepen niet kennen ─ dan nòg zal hij de levensincidenten mijden, niet aanraken kùnnen, die 'm persoonlijk pijn hebben gedaan.

 Een mooie, barokke zin, die wel degelijk moet worden gelezen, om de 'gedachtensprongen' van de auteur te kunnen volgen.

__________
Afbeeldingen:
1. Tekstgedeelte op het voorplat van Drijvende Klompjes ─ tweede, goedkoope uitgave ─ verschen in 1909 bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum.

2. Standbeeld voor Herman Heijermans van de hand van Joseph Mendes da Costa (1863-1939), in 1935 te Amsterdam geplaatst.

maandag 28 november 2011

Pirandello-roman uit 1904 in 1926 door Marcel L'Herbier in zwijgende film vereeuwigd


De twee jaar voor zijn overlijden met de Nobelprijs voor de Letteren (1934) onderscheiden Italiaanse auteur Luigi Pirandello (1867-1936)publiceerde in 1904 de roman Il fu Mattia Pascal, deze werd in 1926 verfilmd door de Franse regisseur Marcel L'Herbier (1888-1979). Gezien het jaartal zal het niemand verbazen dat het daarbij om een zogenoemde zwijgende film gaat.
Daarvoor heeft de regisseur de beschikking gehad over acteurs, die toen allen een grote naam droegen, doch van wie wij op het eerste gehoor de naam Michel Simon (1895-1975) herkennen.

Twee anderen, de actrice Marcelle Pradot (1901-1982) ─ die tevens mevrouw L'Herbier was ─ en de van oorsprong Russische Ivan Mozzhukhin (1889-1939).
Arte-televisie begint op de avond van maandag 28 november om 23:50 uur met de eenmalige uitzending van de rolprent.
__________

Afbeelding: De Italiaanse auteur en Nobelprijswinnaar Letteren (1934), Luigi Pirandello (1867-1936). Foto van onbekende herkomst.



zondag 27 november 2011

De Vlaamse dichter Guido Gezelle stierf in 1899 op 27 november. Hij is ook nog van deze tijd.

Guido Gezelle. Afbeelding van
een oude fotografie overgenomen.
Doordat het vandaag, 27 november, de sterfdag is van de Vlaamse dichter Guido Gezelle, wordt dat hier en daar even in een rubriek aangestipt. Het is alweer honderd en twaalf jaar geleden dat deze bijzondere Vlaming, zesenzestig jaar oud is overleden te Brugge, de plaats waar hij ook was geboren, en waar nu op het naar hem genoemde plein een standbeeld van Gezelle te vinden is.

Terugblik door Ab Visser in 1949
Ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag, in 1949, heeft uitgeverij Born te Assen een monografie over de oude bard gepubliceerd onder de titel Guido Gezelle ─ Mens en dichter, van de hand van de Groninger schrijver Ab Visser. Die schrijft daarin onder meer de ware woorden:

Standbeeld voor Guido Gezelle
op het naar hem genoemde 

plein in zijn stad Brugge.
"Reeds in het herdenken van iemand schuilt een gevaar, namelijk de poging tot het in leven roepen van iets, dat eigenlijk dood is. Men kan geredelijk toegeven (en daarover zal nauwelijks enig meningsverschil bestaan), dat Gezelle belangrijk is als poëzievernieuwer in een tijd dat onze poëzie vastgelopen was in allerlei vormen van rhetoriek en dat hij aldus de grondlsg heeft gelegd voor onze moderne poëzie, maar impliceert dit alles dat hij ons nu nog aanspreekt? Niet alleen immers heeft er een evolutie plaatsgevonden in de poëzie van de laatste halve eeuw, maar ook op alle andere terreinen des levens hebben wij een evolutie kunnen constateren, zo ingrijpend, dat er als het ware een heel ander soort mensen gevormd is. Het is maar de vraag, wat verlangen wij van de poëzie. Als wij verlangen, dat zij een spiegel van de tijd, waarin wij leven is, dan vrees ik toch dat wij op een verkeerd spoor zijn, want uiteindelijk is het begrip tijd een fixie. (sic!) En het lijkt er dikwijls op dat dit verlangen, vooral in een tijd als deze, waarin wat vandaag nieuw is, morgen oud zal zijn." 
Goed gesproken, Ab Visser. Tweeënzestig jaar na dato zijn die woorden nog geldig. Dus: leve Guido Gezelle en ook delen uit de vele werken van zijn hand.
__________

Zie tevens onze bijdrage, heden gepubliceerd, eveneens naar aanleiding van de sterfdag van de dichter Guido Gezelle op onze zustersite Tempel der letteren. Tevens verwijzen we hier naar een reeks spreuken van Gezelle in onze bijdrage van vandaag op onze zustersite Tempel der Wijze Woorden. En op onze site Tempel der Dichtkunst hebben we heden Drie Kleengedichtjes opgenomen.

vrijdag 25 november 2011

Opera Zuid is op tournee met Katja Kabanova, een meesterwerk van Leoš Janáček

Scènefoto uit Katja Kabanova in de versie van Harry Kupfer, bij Opera Zuid.
Foto van Morten de Boer.
Sedert twee weken is Opera Zuid op tournee met de opera Katja Kabanova uit de periode 1920-1921, gecomponeerd door de Tsjechische meester van Leoš Janáček (1854-1928). Het libretto daarvoor heeft hij zelf geschreven, op basis van een toneelstuk Het onweer uit 1859, van de hand van de Russische auteur van voornamelijk drama's Aleksandr Ostrowski (1823-1886).
Opera Zuid heeft voor de regie de internationaal vermaarde Harry Kupfer aangetrokken.
Meer over de achtergronden van 
Janáčeks muziekdrama hebben we in een artikel van 12 oktober gepubliceerd op onze zustersite Tempel van het Muziektheater
De voorstelling wordt gezongen in het Tsjechisch en van Nederlandse boventitels voorzien.
__________
De speellijst van Katja Kabanova valt hier te raadplegen. Boven die gegevens vindt u tevens de rolverdeling en elk ander gewenst gegeven met betrekking tot deze voorstelling van Opera Zuid. Dat kunt u regelen door te scrollen in noordelijke richting.

woensdag 16 november 2011

Neerlands ooit geliefde schrijfster Carry van Bruggen stierf op deze dag in 1932

Eén van zestien kinderen
Net als haar broer Jacob Israël de Haan (1881-1924) ─ die op één dag na een jaar later werd geboren ─ was Caroline Lea de dochter van een Joodse godsdienstonderwijzer te Zaandam, in een gezin met zestien kinderen. Ze was weliswaar in Smilde geboren, maar toen genoemde broer, op 31 december van hetzelfde jaar het levenslicht zag, woonde het gezin reeds in de Noord-Hollandse stad.
In 1900 werd ze onderwijzeres te Amsterdam, vier jaar later trad ze in het huwelijk met
de zeven jaar oudere
redacteur, journalist en romancier Kees van Bruggen (1874-19), met wie ze in Nederlands-Indië ging wonen. Drie jaar later keerde het echtpaar terug in Nederland, waar ze nog in hetzelfde jaar haar eerste boek publiceerde.
Het huwelijk met Kees van Bruggen werd in 1917 ontbonden; in 1920 hertrouwde ze met kunsthistoricus Adriaan Pit.

In het jaar daarvoor had ze haar standaardwerk gepubliceerd: Prometheus ─ een bijdrage tot het begrip der ontwikkeling van het Individualisme in de Literatuur, waardoor ze tot op de huidige dag meer bekendheid heeft gehouden dan met haar prozawerken. Haar andere essayistische boek, Hedendaags fetischisme, kritische beschouwingen over taal- en taalkunde is buiten vakkringen ook niet echt meer een gezocht boek.

Nederlandse Virginia Woolf
Sommigen zagen Carry van Bruggen in die beginjaren van de twintigste eeuw als de Nederlandse Virginia Woolf, mede doordat ze zich uitte met betrekking tot het vrouwenvraagstuk, in Heleen ─ een vroege winter, uit 1913, dat sterk autobiografische trekken vertoont. In het overige proza dat tegenwoordig heel wat minder belangstelling ondervindt ─ een lot dat talloos veel boeken van mannelijke en vrouwelijke collega's van deze schrijfster delen ─, al is daarin veel te vinden over haar eigen jeugd en jongere jaren.
In Het Huisje aan de Sloot uit 1921 krijgt de lezer een uitstekend beeld van de situatie waarin ze als jong kind en adolescente leefde, alsmede van het maatschappelijk gebeuren.
Vier Jaargetijden is verschenen in een reeks Kleine romans van uitgeverij Em. Querido te Amsterdam. Aan de achterzijde van de titelpagina staat: "Aan de nagedachtenis van mijn broer Jacob Israël de Haan, gestorven in Jeruzalem op 30 juni 1924."

In een reeks kleinere, soepel in linnen gebonden boekjes van dezelfde uitgeverij is in 1926 van Carry van Bruggen de bundel Tirol verschenen. Tal van proza-uitingen van deze schrijfster zijn eveneens herdrukt. In de jaren zeventig en tachtig van de achter ons liggende eeuw zijn nog diverse van haar werken opnieuw uitgegeven, onder meer in een speciale Prisma-reeks van uitgeverij Het Spectrum te Utrecht. Die zien we tegenwoordig veelvuldig op boekenmarkten, in kringloopwinkels en in kratten voor de etalages van antiquariaten, voor prijzen vanaf 50 cent.

Een Kunstenaar

Iets anders lag dat, in ieder geval tot voor kort, met de roman Een Kunstenaar, die in hetzelfde jaar als het Huisje aan de Sloot is uitgekomen (1921), maar bij uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam, onder het pseudoniem Justine Abbingi. In de kringloop vond ik het weliswaar enkele jaren geleden voor één euro, maar op het schutblad stond nog de prijs van 25 gulden, met de toevoeging "Band zeer matig".
Tot in het jaar van overlijden heeft Carry van bruggen gepubliceerd, al werd ze vanaf 1928 regelmatig enige tijd opgenomen in een verpleeghuis vanwege depressies. Ze overleed aan een overdosis slaapmiddelen, maar doordat ze die langdurig en veelvuldig innam, was de conclusie dat ze zelf een einde aan haar leven heeft gemaakt, voorbarig.

Sedert 1997 staat er een bronzen beeld ter nagedachtenis van Carry van Bruggen in de spoorbuurt van Zaandam, vervaardigd door Helene Frik, voorstellende een boekenkast met haar werken.

maandag 14 november 2011

Het BBC Four-programma Arena dinsdagnacht met een documentaire over Buffalo Bill

"De enige echte"
In een aflevering van het televisieprogramma Arena die BBC Four zal uitzenden in de nacht van dinsdag 15 op woensdag 16 november, tussen 00:30 uur en 01:45 uur, is de protagonist de legendarische Buffal0 Bill, die bij de 'burgerlijke stand' was geregistreerd als William Frederick Cody (1846-1917). De documentaire draagt de titel Buffalo Bills Wild West ─ How the myth was made. De man trad onder meer veel op met het circus van Barnum and Bailey.

Mijn grootvader vertelde me, kort na de Tweede Wereldoorlog, toen we in Groningen op een dag langs het Bernoulliplein wandelden, dat hij aldaar in het jaar 1900 een voorstelling van bovengenoemd circus had bijgewoond en daar, volgens de directie van het instituut in kwestie, de enige echte Buffalo Bill zou hebben gezien. Juist die nadruk op enige echte had mijn grootvader al direct enigszins aan het twijfelen gezet. Korte tijd later, toen hij in de Verenigde Staten was aangekomen ─ aanvankelijk met de bedoeling zich daar te vestigen, maar in 1906 keerde hij toch naar Nederland terug ─, bezocht hij daar opnieuw een voorstelling van dat circus en opnieuw met de enige echte Buffalo Bill. Maar dat bleek volgens mijn grootvader absoluut niet het geval.
__________

Foto: Wild Bill Hockok (links), Texas Jack Omhundro (midden), Buffalo Bill Cody (rechts).

Vondst in weggeefwinkel: Vlaamsche Vertelsels uit 1887 met een fin de siècle stofomslag

Stofomslag van de editie uit
1887 van Charles de Coster:
Vlaamsche Vertelsels, vertaald
door de Vlaming Styn Streuvels.
Verrassende vondst
Enige dagen geleden vond ik in een weggeefwinkel [1] het hiernaast afgebeelde boek van Charles de Coster (1827-1879) ─ Vlaamsche Vertelsels, uit het Vlaamsch overgezet door Styn Streuvels (1871-1969). Het betreft een uitgave in een reeks gebonden boeken van L.J. Veen, Uitgever te Amsterdam. Het formaat komt ongeveer overeen met dat van de gemiddelde kleine paperback zoals wij die heden ten dage kennen.
De boeken hadden een papieren band ─ iets dat we heden ten dage ook steeds vaker zien, zowel in eigen land, alsook bij, vooral, Duitse uitgaven. Niets tegen: om mooi en houdbaar te zijn, hoeft een band van een doorsnee boek niet bepaald in linnen gebonden te zijn of in kunstleer, dat overigens veel vaker glimmend plastic lijkt. Die andere vormen zijn het weliswaar eveneens, maar glimmen niet zo opzichtig als vals licht.
In de jaren van deze reeks had Veen op de titelpagina nog het eigen vignet afgedrukt met daarin het toen alledaagse acrostichon; in dit geval LJV : Labor integer vincit. Het jaartal daaronder MDCCCXXCVII, 1887.
Hoewel de omslag ietwat is aangetast door de tand des tijds ─ doch hoe zullen wij er zelf uitzien als we 124 jaar zijn? ─  toont het ons een afbeelding, die specifiek tot het fin de siècle behoort. Helaas worden er geen gegevens verstrekt met betrekking tot die afbeelding: noch op de omslag zelf, noch in het boek.
Het deel met 192 bladzijden tekst, bestaande uit een Verantwoording en vier Vlaamsche Vertelsels, is goed geconserveerd; het vertoont geen tekenen van te zijn gelezen.
__________
[1] Een weggeefwinkel is een zaak waar men artikelen gratis kan krijgen zonder dat men hoeft af te rekenen. De winkel waar ik dit exemplaar, zaterdag jongstleden vond, is zelfs voorzien van een rond (verkeers)bord met rode rand en centraal het Euroteken dat schuin met een rode balk is doorgestreept.
Doorgaans zijn deze gevestigd in kraakpanden ─ winkels of andersoortige gebouwen die te lang leeg staan, en in de nieuwste ontwikkelingen is het dan toch mogelijk dat deze vorm van kraken wordt gedoogd.

zondag 23 oktober 2011

Op deze dag in 1869 werd zanger, auteur, volksdichter en tekenaar Koos Speenhoff geboren


Zanger
De in Nederland, en wellicht deels in Vlaanderen, ooit befaamde zanger Koos Speenhoff werd op 23 oktober geboren, honderd en tweeënveertig jaar geleden: in 1869. Hij had vanaf 1903, toen zijn eerste optreden een feit werd redelijk en allengs veel meer succes. Van zijn eerste bundel ziet u hiernaast een afbeelding van een herdruk uit 1921, toen alle tien bundels met pianobegeleiding inmiddels waren uitgekomen, en vanaf 1916 in een goedkoope volksuitgave werden herdrukt.

Veelzijdige figuur
Niet alleen als zanger heeft Jacobus Hendrikus Speenhoff een reputatie verworven, die tot in de tweede helft van de twintigste eeuw, zeker twee decennia na zijn dood in 1945, gemeengoed was onder de oudere generaties, verspreid over het land. Speenhoff was ook dichter en tekenaar, waarvan op z'n minst een vijftal bundels getuigt. 

Het lied Minneklacht uit de eerste bundel telt maar liefst negentien coupletten. Onder meer het vierde couplet daarvan laat zien hoe gemakkelijk Speenhoff gevoelens van alledag weet om te zetten in een tekst die velen zal aanspreken, en die hij zelf van muziek heeft voorzien.
Hiernaast ziet u Speenhoff in 1903, bij zijn allereerste optreden.

Dan word ik korzelig van nijd,
Dan moet ik uren loopen,

Want 'k zou nog uit weemoedigheid,
Een sabel kunnen koopen.

Een van de Nederlandse radio- en of tv-zenders, bij voorbeeld Cultura 24 zou nog best eens weer enige aandacht aan deze man mogen besteden. Beeldmateriaal in de vorm van foto's en boekjes is er immers.

zaterdag 22 oktober 2011

De Franse impressionist Paul Cézanne is op deze dag, 22 oktober, in 1906 overleden

Paul Cézanne: zelfportret
geschilderd ca. 1875.
Enorm oeuvre
Op deze dag in het jaar 1906 is de Franse meester-schilder en aquarellist Paul Cézanne, die in 1839 het levenslicht zag, overleden. Hij bleek een ongelooflijk oeuvre bijeen te hebben geschilderd: zestien honderd stukken in totaal, waarvan er negenhonderd en vijftig olieverfschilderijen waren en zeshonderd en vijftig aquarellen.

Veelzijdigheid

De man is niet in zijn aanvankelijke 'periode': het impressionisme blijven steken, aangezien hij tevens de aanzet heeft gegeven voor het expressionisme, het fauvisme en het kubisme.

Hij overleed in de beroemde Franse kunststad Aix-en-Provence, waar zijn atelier tegenwoordig een museum is.

vrijdag 30 september 2011

Engelse kunsten rond 1900 geïntegreerd in de cultuur der Lage Landen


Fin de siècle in Engeland
Anne van Buul van de Rijksuniversiteit Groningen, en medewerkster van het elektronische, vierentwintig uur per etmaal verschijnende, cultuurtijdschrift, All art is quite useless, eveneens over het fin de siècle, had voor de week met daarin donderdag 22 en vrijdag 23 september, een tweedaags interdisciplinair seminar georganiseerd [1] onder de titel Lopende vuurtjes, over wat men noemt de transfer – overdracht met invloed – en de integratie van Engelse cultuur in Nederland en België tijdens het fin de siècle. Vanuit de Faculteit der Letteren van genoemd instituut voor hoger onderwijs heeft Anne van Buul gezorgd voor een rijk geschakeerd programma – waarin de muziek als enige discipline in de kunsten van grote importantie binnen de cultuur als één groot geheel, een stiefmoederlijke behandeling onderging, dat wil zeggen: geheel ontbrak. In een andere context viel éénmaal het woordcomponist en passeerden twee namen de revue, welke aan dat begrip konden worden gekoppeld: Edward Elgar (1857-1934) en Frank Bridge (1879-1941). De overige thema's die nadrukkelijk het gezicht van een cultuur bepalen – beeldende kunsten, inclusief fotografie, architectuur, arts and crafts, kunstvormen in verband met het fenomeen boek, alsook de letteren in diverse schakeringen – zijn, al dan niet met dwarsverbindingen, en beïnvloedingen over en weer, ruimschoots aan bod gekomen.

Hoofdlijnen
Dat het, binnen het kader van een kwartier per spreker, noodgedwongen om hoofdlijnen met eventuele parallellen en contrasten moest gaan, en het derhalve niet mogelijk was om elke thematiek uit te diepen, moge duidelijk zijn. Het is dan ook een goede zaak dat alle papers – die vooraf, deels of reeds als geheel, waren ingestuurd, maar ook die, welke nog worden nagezonden – in een bundel zullen worden gepubliceerd, die in het voorjaar zal verschijnen als eerste nummer in de eerste jaargang van een nieuw tijdschrift, Rhytmus – Jaarboek voor de studie van het fin de siècle, dat door Anne van Buul cum suis [2] zal worden geredigeerd. Dan is er eventueel alsnog gelegenheid om, in deze kolom of/en elders, iemand daarover het licht te laten schijnen. Aangezien noch deze site, noch de auteur van deze regels, afhankelijk is van subsidie uit de portefeuille van dolgedraaide cultuurbeulen binnen de huidige Nederlandse regering, is de kans niet denkbeeldig dat deze en gene over een half jaar nog beschikbaar zullen zijn.
Over en weer werd flink gediscussieerd over de bijdragen waarvan het gros werd ondersteund door geprojecteerd beeldmateriaal. Dat hoort te zorgen voor het activeren van alle betrokkenen binnen zo'n discussie.

Twee dagen: vijf sessies
Tijdens de eerste dag was er sprake van een middagsessie met drie afdelingen: één daarvan met drie bijdragen, de twee overige met elk twee bijdragen; de tweede dag bood in totaal vijf sprekers in twee afdelingen. Hoewel het seminar (de) Engelse invloeden in de cultuur der beide lage landen als thema had, kwamen tijdens die beide dagen toch nog aardig wat Nederlandse en Vlaamse namen van betekenis naar boven, die in de algemene kunstbeleving meestal niet zo direct met het fin de siècle in verband worden gebracht, al zou dat, al dan niet bij nadere beschouwing, wel dienen te gebeuren. Daarbij denken we aan, onder anderen, Hélène Swarth (1851-1941), Jan Veth (1864-1925) en Johan Huizinga (1872-1945) aan Nederlandse kant, en daarnaast, aan de zijde der Vlamingen, aan Pol de Mont (1857-1931) en Georges Khnopff.
In de map die de deelnemers, ook de passieven onder hen, kregen uitgereikt, bevond zich niet alleen het programmablad, maar tevens een deelnemerslijst en een op luxe papier gedrukte kaart van de Pre-Raphaelite Society, waarvan de afbeelding in deze terugblik met commentaar is opgenomen.

Taalgebruik
Een van de besmettelijke ziekten van deze tijd, en van alledag in alle geledingen van de maatschappij, en helaas eveneens in de media, is het fenomeen taalverloedering. Deze bleek, zij het, verhoudingsgewijs, in nog zeer bescheiden mate, ook de kop op te steken in de spreekbeurten tijdens dit seminarie. Bijkans onuitroeibaar is het foutieve gebruik van de meervoudsvorm van het verbum in zinnen waarin, onder meer, het begrip aantal — een singularis — het onderwerp is. Dat is, en naar ik vurig hoop: blijft, foutief. Lieske Tibbe van de Radboud Universiteit was de enige die zichzelf erop betrapte en haar zin onmiddellijk aanpaste. Leo Jansen van het Van Gogh Museum was de enige die het direct consequent op de juiste wijze voor het voetlicht bracht.
Een ander heet hangijzer qua taal is het gebruik van hun (derde naamval) enhen (vierde naamval). Bijna niemand weet nog het verschil, en dat is bedroevend, zeker, des te meer, in universitaire kringen. Na elk voorzetsel gebruike men hen; is er in een zin sprake van een meewerkend voorwerp in een dergelijke context, dan gebruike men hun. Voor al degenen die dit een probleem vinden, zij gewezen op het feit dat voor elk probleem een oplossing bestaat, anders zou het geen probleem zijn. Dan is er nog een pracht van een vluchtmogelijkheid gegeven, die ik  in de eerste klas van het gymnasium – toegegeven, 't is inmiddels prehistorie – kreeg aangereikt in een Praktisch Taalboekje: bij twijfel kan men een heel eind komen door het woord ze te gebruiken.

Inzicht en beheersing
Meestentijds worden dergelijke op- en aanmerkingen van mijn kant weggewuifd met het begrip muggenziften, alsof de taal niet meer gansch een volk zou zijn. En voor een iegelijk, die in deze context niet zelf de conclusie kan of wil trekken, zij één en ander nader verklaard met de mededeling dat het nog altijd zo is dat academici worden geacht het goede voorbeeld te geven en zo mee te werken aan de ontwikkeling van studenten en alle anderen die daarvoor in aanmerking (kunnen) komen. Zulks heeft echter alleen kans van slagen als de daarvoor vereiste taalbeheersing voorhanden is, opdat men bij derden enig taalbegrip kan kweken, respectievelijk stimuleren en uitbouwen. Niemand mag dan ook in zo'n kader ooit het NRC zeggen, aangezien het woord courant nu eenmaal niet onzijdig is. Een der buitenlandse deelnemers deed dat echter wel.
Ten slotte nog een opmerking over de verstaanbaarheid der sprekers. Die varieerde nogal: van een nauwelijks in zijn totaliteit te volgen bijdrage tot en met een vertoog magna voce. Dat gold voor de laatste spreker, Paul van Capelleveen van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, die over de private press refereerde. Anne van Buul, Lieske Tibbe en Leo Jansen waren ook moeiteloos te verstaan. De anderen doen er goed aan tijdens soortgelijke bijeenkomsten, dan wel bij elke andere gelegenheid waarbij men moet spreken, de toehoorders te trakteren op een, qua stem, aardig tot flink extraverte presentatie.
_______________
[1] Het Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (ICOG) heeft dit seminar financieel mogelijk gemaakt.
[2] Naast Anne van Buul (RuG): Ben de Pater (Universiteit Utrecht), Tom Sintobin (Radboud Universiteit Nijmegen) en Hans Vandevoorde (Vrije Universiteit Brussel). Laatstgenoemde was één der sprekers tijdens dit seminarium – over Georges Khnopff en de belangstelling voor het prerafaëlitisme in België.
_______________
Afbeeldingen:
1. Voorzijde van het, van fin de siècle ornamentiek voorziene, programmablad voor het RuG-seminar Lopende vuurtjes.
2. Edward Burne-Jones: detail uit The Last Judgment Window (1897), in de Cathedral Church of St. Philip in Birmingham, gefotografeerd door Alistair Carew-Cox.


maandag 19 september 2011

Interdisciplinair seminar RuG: transfer en integratie Engelse cultuur tijdens het fin de siècle

Anne van Buul is medewerkster van de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze op donderdag 22 en vrijdag 23 september een interdisciplinair seminar over de transfer (overdracht) en de integratie van Engelse cultuur rond 1900 in Nederland en België organiseert.
Onderzoekers uit verschillende disciplines zullen gedurende die beide dagen een poging ondernemen om een zo divers en omvangrijk mogelijk beeld te krijgen van de invloed welke de diverse aspecten binnen de Engelse kunst van die periode op de Belgische en Nederlandse cultuur hebben gehad tijdens het fin de siècle.
De vraag die centraal staat gedurende dat tweedaagse seminar is: hoe hebben individuen en instanties ervoor gezorgd dat de uit Engeland overgewaaide, respectievelijk geïmporteerde innovaties qua cultuur zich rond 1900 in ijltempo hebben verspreid, waardoor de invloed zich op tal van deelgebieden der kunsten, en mede daardoor op de maatschappij als geheel,
 heeft kunnen manifesteren.
Iedere geïnteresseerde is welkom om aan het seminar deel te nemen, alsmede aan de lunch. Daartoe kan men een (elektronische) mededeling sturen aan Anne van Buul: a.c.van.buul@rug.nl
Alle overige informatie met betrekking tot deze gebeurtenis is te vinden op de website van de Rijksuniversiteit Groningen:

www.rug.nl/let/lopendevuurtjes

vrijdag 9 september 2011

Het nieuwe straatbeeld van Parijs gevangen door een grootmeester der beeldende kunsten

Henri de Toulouse Lautrec: L'Automobiliste.
Lithografie uit 1896. Enige bestaande vorm.
Formaat 373 x 268 mm.
L'Automobiliste van Toulouse-Lautrec
Aan het einde van de negentiende eeuw verschenen de eerste automobielen in het straatbeeld, in principe in de steden. Dat was tevens het geval in de hoofdstad van het land van Marianne: Parijs, ten tijde van het overlijden van een persoon met een internationaal vermaarde naam uit de automobielindustrie: Adam Opel.

Uitbeelding door meester

De fameuze Franse schilder Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901) heeft in 1896 ─ in de periode dat het hem niet meer zo goed ging ─ zijn neef, Dr. Tapié de Celeyran, uitgebeeld als L'Automboliste. Die man was één van de enthousiastelingen, die zich in het openbaar vertoonden in 'vermommingen', bestaande uit petten, brillen en jassen van vervaardigd van een geitenvel.
Het ligt voor de hand dat dit nieuwe straatbeeld
, en zeker in Parijs, veelvuldig thema van karikaturen is geworden.

De kunstenaar kort herdacht

Op deze dag presenteert de regionale Duitse radiozender WDR3, in het programma ZeitZeichen: Stichtag heute een korte uitzending van een kwartiertje, waarin de kunstenaar wordt herdacht, omdat hij op 9 september, in het jaar 1901, is overleden tijdens een bezoek aan zijn moeder.
__________

NASCHRIFT 2 oktober 2011:
Zie tevens een lithografie uit 1893 van Lautrec op de site Muziek en mensen, heden opgenomen; over de koffiehuis-zanger Caudieux
____________

dinsdag 24 mei 2011

Arte: Documentaire over weefsels uit het begin van de twintigste eeuw

Op woensdag 25 mei presenteert Arte-televisie de documentaire Unter Fahnen, welke in 2008 werd gerealiseerd door Henry Colomer. Het thema van deze film wordt gevormd door weefsels die in de eerste decennia van de twintigste eeuw werden gebruikt voor niet alleen vlaggen, maar eveneens voor kostuums, uniformen en andere kledingstukken.
De regisseur heeft gebruik gemaakt van archiefmateriaal uit de betreffende periode. De filmbeelden die we uit historische opnamen krijgen gepresenteerd, worden uitsluitend begeleid door muziek van Jacopo Baboni Schilingi, een Italiaanse componist, geboren in 1971 te Milaan, en vanaf zijn vijfentwintigste levensjaar overladen met prijzen voor zijn muziek.
De documentaire zal worden uitgezonden tussen 23:10 uur en 00:00 uur. Herhalingen zijn vooralsnog niet voorzien.