donderdag 16 juli 2009

Amor en Psyche — een geïllustreerd versepos uit 1882

Bij het verplaatsen van boeken
Het gebeurde niet eens, zoals Arthur van Schendel overkwam na een verhuizing, bij het uitpakken van de boeken, dat enkele grotere uitgaven me opnieuw in handen vielen doordat ik moest 'opschuiven' als gevolg van de toevoeging van flink wat aanwinsten gedurende het laatste half jaar die eerst, om tal van redenen, voor een deel nog op stapels waren blijven liggen. Eén van de fraaiere exemplaren die tijdens het fin de siècle waren gepubliceerd, was het in een A4-band uitgegeven epos van Robert Hamerling, Amor und Psyche.
Het boek is goed geconserveerd, behalve de rug. Dat zal ook de reden geweest zijn waarom diverse mensen het exemplaar niet wilden kopen, ook al kostte het, begin jaren zestig, slechts achtennegentig cent. Toen heb ik na enige tijd maar besloten het zelf te houden. Dat besluit betreur ik niet, zelfs al zou de inhoud qua tekst mij niet aanspreken, want niet alleen de band is zeer de moeite waard, de schutbladen binnenin, zowel voorafgaande aan de Franse titel en het normale titelblad, achterin het boek komt het vel met de paginagrote illustratie — in plaats van dikwijls geplaatst marmerpapier — nog tweemaal voor.

De auteur

Robert Hamerling werd in de niederösterreichische plaats Kirchberg am Walde op 24 maart 1830 geboren als Rupert Johann Hammerling. Hij was de zoon van een arme wever en zou daardoor nimmer de opleiding hebben kunnen volgen die hem deelachtig is geworden als niet derden daarvoor de benodigde middelen beschikbaar hadden gesteld. Zo kon hij vanaf 1840 de onderbouw van het gymnasium in het cisterciënzerklooster te Zwettl volgen. Vier jaar later zette hij zijn opleiding voort aan een Weens hoger gymnasium en weer vier jaar daarna ging hij in dezelfde stad talen, geschiedenis, filosofie en medicijnen studeren. Tijdens de Revolutie van 1848 diende hij in het Akademische Legion. Via tijdelijke banen als leraar-invaller, eerst in Wenen, vervolgens in Graz, kwam hij in 1855 terecht als docent aan een gymnasium in Triést, waar hij zo'n elf jaar bleef, maar vroegtijdig werd gepensioneerd als gevolg van zware maag- en darmklachten. Daarna vestigde hij zich in Graz, waar hij op 13 juli 1889 is overleden.

Hamerlings oeuvre
Zijn eerste in boekvorm gepubliceerde werk, het poëtische Venus im Exil, dateert uit 1858. Het zou echter nog tot 1866 duren voordat hij bij een breed publiek bekendheid zou krijgen met het epos Ahsverus in Rome. Hamerling zou meer thema's uit de oudheid tot onderwerp van epiek en lyriek maken, maar daarnaast zouden aspecten van de Romantiek en de nawerking daarvan hun ingang vinden in de veelal retorisch opgeklopte teksten vol sensualiteit en — helaas niet zelden — een overmaat aan gezwollen pathos. Zijn drama's — zoals de tragedie Danton und Robespierre uit 1871 — bleven, evenals de nationaal getinte satiren, zonder literaire of maatschappelijke gevolgen. Zijn roman Aspasia, een Heleense kunstenaars- en zedenroman is in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Minerva verschenen. Naast autobiografisch werk onder de ietwat theatrale titel Stationen meiner Lebenspilgerschaft (1889) schreef Hamerling veel brieven, welke tijdens zijn leven ongepubliceerde bleven, maar in vier delen tussen 1897 en 1901 zijn uitgegeven. Tijdens zijn actieve schrijversleven behoorde Robert Hamerling tot een van de meest gelezen auteurs. Zijn Verzamelde Werken zijn in 1911 in zestien banden verschenen. In zijn geboortehuis is thans het Robert-Hamerling-Museum gevestigd.

Amor und Psyche
Hamerlings Dichtung in sechs Gesängen, met de titel Amor und Psyche, voor het eerst verschenen te Hamburg in 1881, beleefde tal van herdrukken. Het boek is voorzien van diverse illustraties in de tekst, ter opluistering van het begin van een Zang, dan wel in grotere afdrukken, die een halve en hier en daar zelfs een hele bladzijde in beslag nemen.
Van de reeds als gezwollen gekwalificeerde teksten een willekeurig voorbeeld:

«Jch bin du und du bist i c h , mein Seelchen!
Eins sind wir — vereint in Liebe — selig!
Kind, was willst du mehr? Lass dir's genügen!
Denn so lang nur mit des G e i s t e s Augen
Du mich schauen wirst, bin ich der Deine,
Bleib' ich immerdar dir unverloren;
Aber schaust du mich mit Leibes Augen
Schaust du mich als Aussending und - Wesen,
Kind, dann h a s t du mich nicht mehr — verlieren
Wirst du mich, verlieren mich auf immer:
So, Geliebte, will es das Verhängnis!» —


Bij al die uitvergrote gevoelsuitbarstingen die voor menig lezer anno nu maar moeilijk te verteren zijn, geef ik wel te bedenken dat ze uit een tijd komen die we niet zelf hebben meegemaakt, en zou ik er — mede ter relativering — op willen wijzen dat we zelf teksten uit onze jeugd of ook nog van daarna — afhankelijk van de leeftijd die de lezer in kwestie heeft — inmiddels hopeloos ouderwets vinden, en die zijn een halve eeuw of meer jonger dan deze epische versregels.

Afbeeldingen
1. Voorplat met bandversiering van de uitgave — in dit geval de zesde druk, uit 1882, van het versepos Amor und Psyche.
2. Leraar en schrijver Robert Hamerling (1830-1889).
3. Voorbeeld van paginagrote illustratie in Amor und Psyche.
4. Schutblad op speciaal papier en bijzondere illustratie in plaats van de toen veelgebruikte marmers.

donderdag 2 juli 2009

Arthur Conan Doyle — Een halve eeuw ingezonden brieven

Niet alleen avonturenverhalen
De medicus Arthur Conan Doyle (1859-1930) — de tot op de dag van vandaag op vele plekken ter wereld befaamde schepper van de super-detective die lezers en televisiekijkers nimmer verveelt, en die dan ook uit de dood moest worden opgewekt toen Doyle hem had laten omkomen — was zeer vaardig met de pen. Zo componeerde hij niet alleen romans en veel kortere verhalen, ook was hij een bekwaam, veelvuldig op de voorgrond tredend schrijver van ingezonden brieven naar kranten en tijdschriften van de meest uiteenlopende signatuur, zowel op Engelse bodem als ver daarbuiten.
Tussen 1879 en 1930 heeft hij er een groot aantal verzonden, over tal van onderwerpen, die de actieve interessesfeer van zelfs medici verre te boven ging. Dat varieerde van opvattingen over situaties en wetgeving met betrekking tot echtscheiding tot en met vragen omtrent een eventueel voortbestaan na de dood. Doyle kon polemiseren, maar zich met evenveel overtuiging en hartstocht overgeven aan de verdediging van een goede zaak: maatschappelijke ontwikkelingen ten faveure van verschillende groepen van achtergestelden en zo meer.
Eén voorbeeld uit die vele brieven, welke de datum 2 juli droeg, zij het dan ook reeds in 1887, heb ik vandaag gepubliceerd in een artikel op het fin de siècle cultuurweblog All art is quite useless van Rond1900.nl. Het thema is spiri(tualis)tische seances, waaraan Doyle heeft deelgenomen om nader inzicht te krijgen over het bestaan van een geestelijke entiteit buiten het (menselijk) lichaam.

vrijdag 5 juni 2009

Een late uitgave van Piet Paaltjens' Snikken en Grimlachjes

De grote onbekende
"Er zijn levensgeschiedenissen die zich uiterst moeilijk laten schrijven. Vooreerst dewijl ze zoo aandoenlijk zijn, dat men zich er niet mee kan inlaten, of men moet het uitsnikken van ontroering; en dan, omdat ze bijna geheel in den nacht der vergetelheid begraven liggen, — Van al zulke levensgeschiedenissen is de van PIET PAALTJENS de onbechrijfelijkste.
Men weet haast niets van hem, en wat men nog van hem weet, dat is hartverscheurend.
Wanneer is hij geboren en waar? Wie droeg hem onder haar hart en wie gaf hem als vader aan bij den burgerlijken stand? Bij wien lag hij schoolen in wat jaar deed hij het staatsexamen? — Op al die vragen kreeg nooit iemand antwoord."
Dit is de tekst op de eerste pagina van een LEVENSSCHETS, welke zich uitstrekt over de eerste tien tekstbladzijden na het blad met de titelpagina. Aan het slot staat de datering 24 oktober 1867 en de initialen F.H.

Mystificatie

Aan de gebruikte taal en stijl is af te leiden dat die tekst in het laatste deel van de negentiende eeuw is geschreven enerzijds bloemrijk, anderzijds — althans voor onze begrippen — enigszins gezwollen. En in dier voege is ook het commentaar dat degene die zich verbergt achter die twee hoofdletters, op de resterende tekstbladzijden geeft. Zo meldt hij dat hij in een bepaalde dichterlijke uiting van PP geen zedelijke strekking in vindt. Dan volgt er direct een sterretje, verwijzend naar een Noot onderaan de pagina. Daarin wordt ingegaan op allerlei aspecten van zedelijke kracht en meldt de schrijver van de Noot — die nota bene de zetter blijkt te zijn — dat hij "de verzen van den heer P. voor een goed geneesmiddel tegen den kwaal zelve waarvan zij de uitvloeisels schijnen te zijn" houdt, om te eindigen met een aanval op "huilerige en tandenknarsende rijmen in almanakken."

Nieuwe edities

Vier jaar daarna verschijnt een tweede druk van de Snikken en Grimlachjes en staat er in een voorwoord voor den tweeden druk een aantal regels met de ondertekening P. PAALTJENS, die meent dat het beter is dat de uitgever niet meerbij hem aanklopt om nieuwe verzen.
"Alzoo, beste heer ROELANTS, wilt ge nog wat van mij hebben, kom dan om — sigaren. Of neen — heb geduld: misschien dat ik u toch nog eens met een bundeltje verzen gelukkig maken kan, maar verzen van een anderen geest dan die mij als jongeling bezeten hield."
Dan volgt nog een blad met aan de ene kant een voorwoord bij de vierde druk. In 1881 meldt de uitgever, in weer een nieuwe uitgave, verheugd dat PP toestemming heeft gegeven nog een gedicht toe te voegen en in October 1895 worden in de zevende druk nog weer enkele gedichten, totaal 15 pagina's beslaand, toegevoegd.
Piet Paaltjens, annex François Haverschmidt (1835-1894) heeft het verschijnen van die dan — in ieder geval vooralsnog — laatste editie van de Snikken en Grimlachjes niet meer mogen beleven: hij is in januari 1894 overleden.

Praktische serendipiteit

Tijdens een van mijn bijna (werk)dagelijkse fietstochten met de hond, richting centrum van de Stad waarin ik ben geboren en nog immer woon, kom ik iedere keer in aanraking met kratten en dozen vol afgeschreven boeken, die voor de etalageruit van een in Stad en wijde ommelanden bekend antiquariaat staan. En niet zelden vind ik daar wel iets van mijn gading dat dan voor de somma van vijftig cent per stuk mee mag. Eerder deze week was de oogst bijzonder: bijna twintig boeken, waaronder twee van François Haverschmidt: het onderhavige en een bundel verhalen uit 1894 — Familie en kennissen. Meer daarover in een artikel op het cultuurweblog All art is quite useless van Rond1900.nl. Dat waren de twee enige uitgaven tussen al die nieuwe aanwinsten van de nog lopende week, welke betrekking hebben op de periode die wordt bestreken door deze cultuursite.

Een der laatste gedichten


AAN ADRIANUS ARENA ICtus

Een paar slotsnikken


I.
Waar zijn ze nu de tranen, JANUS, die er blonken
Achter uwe brilleglazen, wen we elkander, dronken
Van weemoed, half, en half van wijn, in de armen zonken?


En waar de zangen, die dan diep ons uit de longen
Door 't opgeschoven raam, den stillen nacht in, drongen:
Het "Mihi est", door niemand schooner ooit gezongen? (*)


Daar waar de zuchten bleven, die bij tusschenpoozen
Ik met den besten wil niet laten kon te loozen,
Gij weet het al te wel, om háár: "de bleeke roze".


En waar de schaterlach is heengerold, de blijde,
Dien al wat kennis had aan lachen u benijdde.
Zóo schaterlachen ze niet langer, ook te Leiden.


II.
't Gaat al voorbij. De dag zal komen, JANUS,
Dat het met u en mij voorgoed gedaan is.


Dan rijst en daalt de zon aan gouden transen:
Uw oog noch 't mijne vangt haar purpre glanzen.


't Sneeuwt bloesems; 't koren geelt, rood kleurt de heide:
Noch lentegroen noch herfstbruin zien wij beide.


Wieg golf en mastbosch vrij op de' âam der winden,
Hun zang niet meer ons oor zal open vinden.


Zacht zwelt de druif op Rijnsche en Fransche bergen:
Haar tintlend sap niet ons de tong zal tergen.


O JANUS, al die oud, fijne merken.
En andren slechts, dien zij het hart dan sterken.
_____


Dan volgen nog de afdelingen III. en IV.
Aan het slot de datering 1888.
__________


(*) Met Mihi est verwijst Paaltjens naar een befaamd drinklied uit de elfde eeuw: Mihi est propositum — In taberna mori.
____________
Afbeeldingen
1. Portret met signatuur van Piet Paaltjens. Deze, ten dele op fantasie berustende, beeltenis werd gerealiseerd door R.M. Schmidt Crans (Den Haag) voor de eerste druk van Snikken en Grimlachjes. Ook in de zevende editie van 1895 is deze afgedrukt tegenover de titelpagina en met een heel dun vloeipapiertje bedekt.
2. Voorplat van de zevende druk (1895) van de Snikken en Grimlachjes.