De Oude Heer Smits — M.P. Lindo
In het voorbijgaan aan enkele kratten met afgeschreven artikelen van een antiquariaat in één der drukste straten van onze stad, zag ik op het voorplat van een der boeken, die niet ruggelings werden gepresenteerd, het hoofd van De Oude Heer Smits prijken, en dat deed bij mij een belletje rinkelen. Immers, hoe dikwijs had ik, decennia geleden, toch diens Brieven en Uitboezemingen cadeau gedaan aan geïnteresseerden toen ik dat in de opruiming voor de somma van net nog minder dan één gulden had ontdekt in het noordelijkste filiaal van de in die periode grootste ramsjboekenkeizer van ons land. Wat een alleraardigst boekje was dat. Die opvattingen deelden allen die ik er daarna over heb gehoord. Nog hedenochtend meldde een voorbijkomende handelaar in tweedehands boeken, die zag dat ik mij inmiddels over de twee rode bandjes van Smits had ontfermd, dat even als terzijde.
Elf jaar geleden had ik van een bevriende boekhandelaar Janus Snor, geschreven door Mark Prager Lindo, en passant in de handen gedrukt gekregen met de mededeling "Net wat voor jou." Al snel bleek De Oude Heer Smits een pseudoniem van voornoemde auteur van Janus Snor te zijn. Tegenover de titelpagina van dat boek, een herdenkings-heruitgave van 1977, onder toeziend oog van Wim Zaal, stond de mededeling Rond de eeuwwisseling, een begrip dat toen ook ruim werd genomen, zeker als men bedenkt dat die Mark Prager Lindo reeds in 1877 was overleden.
Twee romans in rode fin de siècle-banden
De beide romans, die aan de buitenzijde ongeschonden waren gebleven, hadden van binnen wel een paar garenperikelen bij enkele katernen, die echter eenvoudig waren te verhelpen. Hoewel er geen jaartal op de titelpagina van die beide boeken wordt vermeld, achter of onder de naam van de uitgever — H.A.M. Roelants te Schiedam — zal de tweede druk van deze beide boeken toch omstreeks de eeuwwisseling het licht hebben gezien. Clementine was voor het eerst in 1858 uitgegeven en Le Saltimbanque dateert van 1873. Beide beginnen met een Brief, een vorm die weliswaar in die periode zeer gebruikelijk was, maar die bij deze auteur kennelijk toch enige voorliefde genoot.
In het Letterkundig Woordenboek voor Noord en Zuid van de onvolprezen Kornelis Ter Laan (1871-1963), voor het eerst verschenen in 1941, de tweede druk elf jaar later, staat Mark Prager Lindo als verwijzing te vinden bij Smits; dat is in de WP van de Nederlandse Letterkunde echter niet het geval. Voor al degenen, die Lindo wel kenden als De Oude Heer Smits en niet onder zijn burgerlijke naam, is dat wel even zoeken, en zo'n regel bij Sits kan in zulke gevallen wonderen doen.
Ter Laan meldt dat Lindo de navolging is aangetreden van Charles Dickens bij een "copiëring van het dagelijks leven" en hij noemt hem "humoristisch als Hildebrand en Klikspaan". Hoewel een echte vergelijking met die beiden net iets al te oppervlakkig zou zijn, ademen zijn geschriften wel degelijk de sfeer die ook is aan te treffen in de werken van die twee genoemden.
Direct vóór het verschijnen van Clementine was de bundeling Brieven en Uitboezemingen verschenen (Ter Laan noemt die abusievelijk Ontboezemingen) — samengesteld uit de Schetsen die in de jaren 1850-1853 in de Arnhemsche Courant waren afgdrukt.
Irritant is en blijft het feit dat zowel de schrijver als de verantwoordelijke uitgever [1] zich beter hadden moeten oriënteren voor zover het de Duitse taal betreft. Het is best om in het verhaal iemand Duits te laten spreken dan wel citaten te brengen of interpretaties te geven, maar die moeten dan wel juist zijn, en niet als steenkool- of brikettengruis-Duits worden afgedrukt.
Geen exacte datering
De beide boeken met de bovengenoemde Smits-verhalen hebben in ieder geval twee eerdere eigenaren gehad. Op het schutblad staat een met kroontjespen in een dameshandschrift dat eveneens fin de siècle kwaliteiten bezit.
De tweede, veel opvallendere naam is die in een Ex Libris-stempel: Mr. H. van Riel, en op de tweede regel: Rotterdam. Of dat de befaamde, omstreden VVD-senator — die een vermaard boekenliefhebber was en onder meer een geschiedenis van Zuid-Holland heeft geschreven — is geweest, behoort vanzelfsprekend tot de mogelijkheden, maar zeker is dat niet. Bij diens overlijden sprak men binnen het boekenvak vol eerbied over "een bibliotheek van wel vijfduizend delen". Of daarin verhalen van De Oude Heer Smits zouden passen, is mij te vaag. Bovendien zullen er meer mensen zijn (geweest) die H. van Riel heten en de meestertitel voor hun naam mochten zetten.
De schrijver
Mark Prager Lindo werd op 19 februari 1819 in de Engelse hoofdstad geboren, maar kwam als negentienjarige naar Nederland, waar hij in het onderwijs ging werken: vanaf 1842 te Arnhem als leraar — sommige bronnen melden echter Alkmaar —, in 1853 als docent aan de Militaire Academie en vanaf 1865 in de functie van Inspecteur van het Lager Onderwijs te Den Haag. In 1856 richtte hij de Nederlandsche Spectator op, die hij aanvankelijk geheel in zijn eentje redigeerde. Mark Prager Lindo publiceerde ook verhalen, die duidelijk waren beïnvloed door William Makepeace Thackeray (1811-1863), die als Our Fat Contributor onder meer aan het humoristische tijdschrift Punch verbonden was. Smits/Lindo's boek Janus Snor is meer dan eens gekwalificeerd als de enige humoristische roman uit de negentiende eeuw die goed honderd jaar later nog leesbaar was. De auteur van de synopsis op het stofomslag — en we hebben goede redenen om aan te nemen dat het daarbij om Wim Zaal gaat — zegt dat Lindo's invloeden tot in het werk van Godfried Bomans hebben doorgewerkt. Een en ander kan een goede reden zijn om een van die boeken aan te schaffen als men die ergens tegenkomt. Sommige ervan zijn via internet te bestellen bij antiquariaten, maar daar kosten ze aanmerkelijk meer dan ik ervoor heb betaald. Doch dat is eventueel uw, en niet mijn, probleem.
Het boek werd onder de titel Uittreksels uit het dagboek en nadere levensberichten van den heer Janus Snor in 1868 voor het eerst gepubliceerd.
Mark Prager Lindo is op 9 maart 1877 in Den Haag overleden.
__________
[1] Mij is te weinig bekend over uitgeverij Roelants te Schiedam — bij het zien van die naam komen altijd weer beelden uit mijn jeugd naar boven: de naam en de plaats stonden op tal van bioscoopkaartjes — om te kunnen vaststellen dat daar al dan niet aan gedegen manuscript lezen werd gedaan. In ieder geval draagt niet alleen de auteur de verantwoordelijkheid voor later vastgestelde taalzonden, maar iemand ter uitgeverij had taalkundig en literair zodanig ontwikkeld moeten zijn om (kunnen) te weten dat men Duitse teksten niet schrijft of ze uit de Haagse spreektaal komen, dit moeten signaleren en tevens op gepaste wijze corrigeren.
Overigens is met het verstrijken van de tijd dat probleem actueel gebleven. De internationaal vermaarde thrillerschrijver Robert Ludlum laat in tal van zijn, weliswaar succesvolle doch middelmatige, boeken de protagonisten door tal van Europese landen reizen, en zodra die dan in een conversatie — in het Frans, Duits of Nederlands — terechtkomen, is de kwaliteit van die buitenlandse taal zwart op wit in het bewuste Ludlum-boek ook van een armetierigheid, die de alom gevierde Tante Betje nog uitzinnig zou doen blozen. Ook daar draagt de internationaal al even vermaarde uitgever de uiteindelijke verantwoordelijkeid voor zulke pijnlijke stommiteiten.
____________
Afbeeldingen
1. De auteur zoals afgebeeld op de achterzijde van de Brieven en Uitboezemingen. . . . .
2. Voorzijde van de Brieven en Uitboezemingen van De Oude Heer Smits.
3. Voorplat van het verhaal Le Saltimbanque in de tweede druk, verschenen omstreeks 1900.
4. Afbeelding van het stofomslag van Janus Snor in de jubileumeditie, verschenen bij P.N. van Kampen te Amsterdam in 1977.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten